Ik tob veel de laatste tijd. Het gaat maar matig met de nieuwe hightech bedrijven. Het gaat nog veel matiger met de organisaties die de technostarters moeten ondersteunen. De overheid (EZ) piekert zich suf, over wat er moet gebeuren, maar lijkt verdeeld tussen tegenstrijdige visies en belangen. De rest van de wereld wacht rustig af.
Wat is het probleem en hoe lossen we het op. Ik heb in onderstaand epistel proberen aan te geven hoe ik er tegenaan kijk. Kunnen jullie er eens naar kijken en je mening geven? Naast je mening over het stuk, ook graag je mening over hét probleem en dé oplossing.
Bij voorbaat dank.
Nils
Technostarters in de knel
De positie van Nederland als kenniseconomie in Europa holt achteruit. Ondanks grote publieke investeringen in kennisontwikkeling, blijven de economische resultaten uit. Het bedrijfsleven is niet bij machte de ontwikkelde kennis te benutten en in te zetten voor het versterken van de eigen concurrentiepositie. Om kort te zijn: Kennis wordt niet omgezet in winst. Het lijkt dan ook niet zinvol om meer te investeren in kennisontwikkeling voordat de knelpunten rond kennisexploitatie zijn aangepakt.
Technostarter. Het woord draagt twee aspecten in zich, “techo” en “starter”. Kenniseconomie kent dezelfde verdeling, “kennis” en “economie”. Push en pull. Dat kan geen toeval zijn. Zonder kennis geen kenniseconomie. Dat is duidelijk. Maar zonder het element “economie” is kennis niks waard.
Overheidsbeleid richt zich vooral op het eerste aspect. De “techno” in Technostarter en de “kennis” in Kenniseconomie. Beide zijn “technology push” aspecten met als doel geld uitgeven. “Starter” gaat over ondernemen en “economie” gaat over optimale benutting van schaarse middelen. Beide aspecten hangen samen met “market pull” met als doel geld verdienen. Daarmee is meteen de kern van het probleem met de kenniseconomie en de technostarters blootgelegd. Het verschil tussen product denken en markt denken en tussen geld uitgeven en geld verdienen.
Iedere zichzelf respecterende ondernemer die om geld vraagt voor investeringen, zal tenminste moeten aangeven hoe dat geld wordt terugverdiend. De overheid niet, zij ziet geld uitgeven als een verdienste. Nieuwe ondernemers in de hightech sectoren nemen daar graag een voorbeeld aan. Zij zien geld uitgeven ook als een verdienste. En juist daarmee zijn ze ernstig in de problemen gekomen.
Volgens Gerard van Beynum (in het financieele dagblad van 6/11/02) kost het minstens 4 miljard om de ambities van de overheid op het gebied van de kenniseconomie te realiseren. Heeft de overheid dat geld? Nee, natuurlijk niet. En als ze het al hadden, dan moest zij het vooral niet zelf investeren. Zeker 80% á 90% van dat geld moet komen uit de private sector. Particulieren, bedrijven en participatiemaatschappijen. Beschikt de private sector over dat geld? Ja zeker, Nederland kent één van de best ontwikkelde kapitaalmarkten ter wereld. We staan op de 3e plaats na de VS en de UK. Maar Nederlandse investeerders zijn toch heel erg risicomijdend? Oh ja? Waarom zien we dan zo weinig buitenlandse investeerders op de Nederlandse markt en waarom investeren de grote VC’s dan wel grote bedragen in nieuwe bedrijven in het buitenland? Nee, met de Nederlandse kapitaalmarkt is niet veel mis. Beschikbaarheid van risicodragend vermogen is in ieder geval niet de hoofdoorzaak van het geringe aantal technostarters.
Ik ben van mening dat het probleem ligt voornamelijk bij de technostarters zelf. Het vertrouwen van de investeerders in nieuwe innovatieve bedrijven is tot het 0-punt gedaald. Dat geldt voor zowel de participatiemaatschappijen als voor de particuliere investeerders. De nieuwe bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn opgericht met extern risicodragend vermogen hebben de investeerders van het eerste uur niks opgeleverd. Niet alleen investeringen in dotcom bedrijven zijn mislukt, bijna alle nieuwe hightech bedrijven hebben slecht gepresteerd. Er is geen winst gemaakt, beloftes zijn niet uitgekomen, hele portfolio’s zijn afgeboekt en er hebben nauwelijks exits plaatsgehad. Combineer dat met een AEX stand van onder de 300 punten en je hebt het scenario van een verzuurde liefdesrelatie. De participatiemaatschappijen hebben zich inmiddels geheel uit de startersmarkt teruggetrokken en de Informal Investors hebben zoveel van hun vermogen verloren dat een groot aantal moeite heeft om de moed op te brengen om door te gaan met investeren.
Eerlijk gezegd zou ik niet weten waarom een investeerder zijn geld in een technostarter zou stoppen. De kans dat die investering verloren gaat grenst aan zekerheid. Gek genoeg zijn er wel veel succesvolle startups! Ook in de hightech sector. Deze bedrijven onderscheiden zich door de efficiëntie waarmee ze met hun middelen om gaan. Veel van deze bedrijven hebben nooit extern risicodragend vermogen aangetrokken. Ze zijn “Lean & mean” opgezet en zijn gefocusseerd op geld verdienen in plaats van geld uitgeven. Om een voorbeeld te noemen: In de lijst van de 50 snelst groeiende bedrijven van Deloitte & Touche, zijn 35 van de 50 bedrijven niet gefinancierd met extern risicodragend vermogen. Ze maken allemaal winst. Van de 15 bedrijven die wel gefinancierd zijn met risicodragend vermogen maakt het merendeel geen winst.
Slechte rendementen, gebrek aan winst en onvervulde beloften hebben de investeerders het vertrouwen in technostarters doen verliezen. Gezien de financieringsaanvragen die bij de diverse investeerders binnenkomen, hebben de ondernemers nog niet veel geleerd. Geld uitgeven lijkt nog steeds belangrijker te zijn dan geld verdienen. Risicodragend vermogen is geen inkomen! Er rust een verplichting om het op een redelijke termijn met rendement terug te betalen! Kreten als: ”Het gaat goed, we hebben nog voldoende geld in kas”, maken mij boos. Ze getuigen van een flagrant gebrek aan respect voor de verstrekkers van dat geld.
Het is niet normaal dat een bedrijf meerdere rondes investeerders moet teleurstellen voordat het eindelijk winst maakt. Dat heeft niks met economie of ondernemen te maken. Ook de eerste investeerders worden geacht een rendement op hun investering te kunnen realiseren. Is dat niet mogelijk, dan is er sprake van gebrek aan “economisch perspectief”. Het initiatief heeft geen levensvatbaarheid. In zo’n geval is het zelfs de overheid bij de wet verboden om te investeren. Jammer, maar helaas.
Om weer privaat geld beschikbaar te krijgen voor nieuwe innovatieve bedrijven, moet het vertrouwen in dat soort bedrijven hersteld worden. Starters moeten winst maken, het mag even duren, maar het moet vanaf het begin duidelijk zijn dat er naar winst wordt toegewerkt. Er is dringend behoefte aan wat succes. Dat betekent niet dat de overheid maar op moet gaan treden als investeerder. Dat lost niks op. Ook het geld van de overheid moet met voldoende rendement worden terugverdiend. Lukt dat niet, dan zeggen de investeerders “zie je wel, investeren in starters levert niks op”.
Hoe kan die winstgevendheid van nieuwe bedrijven bevorderd worden? In principe zijn er drie mogelijkheden:
· Focus op ondernemerschap (efficiëntere omzetting van beperkte middelen)
· Verlaging kosten (subsidie, WBSO en incubators)
· Compensatie verliezen van investeerders (een nieuwe PPM regeling)
Compensatie van verliezen zijn een zaak van de politiek en de overheid. Verlaging van kosten voor een deel, waar het subsidies en WBSO betreft. Als het gaat om incubators, spelen publieke en private partijen samen een rol.
Ondernemerschap echter, is bij uitstek een private aangelegenheid. Het is overigens een mythe dat Nederlanders van die geweldige ondernemers zijn. Misschien was dat ooit zo, maar vandaag de dag is dat zeker niet zo. We zijn een land van kooplieden, schoolmeesters en tollenaars. We zijn goed in handel (andermans spullen verkopen, advies (iemand anders vertellen hoe die het moet aanpakken) en bankieren (andermans geld beheren) maar in spullen maken en verkopen zijn we niet zo goed. Terwijl daar toch de meeste toegevoegde waarde te creëren valt.
Waar hebben we het dan over als we praten over ondernemerschap. Dat is niet zo moeilijk. Ondernemerschap is het vermogen van een persoon of een organisatie om middelen (mensen, kennis en geld) efficiënt om te zetten in een winstgevend bedrijf met toekomstperspectief. Met name om die efficiëntie gaat het. In de meeste ontwikkelingsmodellen is de onderneming een Blackbox. Er gaan mensen, kennis en geld in en er komt een winstgevend bedrijf uit. Hoe meer je er in stopt, hoe meer er uit komt. Dat is dus helaas niet zo. Er gaat wel mensen, kennis en geld in, maar er komt niet altijd een winstgevend bedrijf uit. Meestal niet zelfs. De ene ondernemer is beter in staat resources om te zetten in een winstgevend bedrijf als de andere ondernemer.
Universiteit Nyenrode heeft twee jaar geleden in opdracht van de NVP en EZ een onderzoek uitgevoerd naar de succes- en faalfactoren van ondernemers. Er is van alles geanalyseerd, sekse, leeftijd, opleiding, achtergrond, persoonlijkheid en nog veel meer. Het meest in het oog springende verschil tussen succesvolle en minder succesvolle ondernemers bleek ERVARING te zijn. Ervaren ondernemers zijn succesvoller dan onervaren ondernemers. Een open deur denkt u, maar de observatie is weldegelijk van belang. Als ervaren ondernemers meer succes hebben dan onervaren ondernemers, mag je daaruit afleiden dat ondernemerschap wel degelijk een VAK is. De grote vraag is alleen, wat houdt dat vak in en hoe leer je het.
Dat was ook mijn vraag aan twee opgetogen ambtenaren van EZ, toen zij vier jaar geleden bij mij langskwamen om te vertellen dat ze 10 miljoen gulden gingen geven aan OC&W om ondernemerschap te introduceren in het onderwijs. Geweldig! Mijn reactie was oprecht enthousiast. Maar op mijn vraag WAT die jongelui dan gingen leren om betere ondernemers te worden, kwam geen antwoord.
Daar zit hem nou de clou. Ondernemen leer je niet van een onderwijzer, een adviseur, een manager of een ambtenaar, ondernemen leer je van andere ondernemers of in de praktijk. Het is daarom belangrijk dat jonge mensen beginnen met eenvoudige ondernemingen. Daar doen ze ervaring in op. Het is belangrijk dat ondernemers elkaar veel tegenkomen en ervaringen uitwisselen. Daartoe dienen opleidingen (alibi om te netwerken), HigherLevel, bijeenkomsten, netwerken en incubators. En het is belangrijk dat (aspirant)ondernemers van te voren goed oefenen met plannen maken, daartoe dienen cursussen op de universiteit, Livewire en New Venture. Het is ook belangrijk dat de “netwerkorganisaties” die dit soort zaken organiseren zelf snappen wat ondernemerschap inhoudt. En daar schort het nog wel eens aan.
Helaas komen de (aspirant)ondernemers er niet zelf achter hoe het wél moet. Ze krijgen teveel tegenstrijdige signalen. Er zijn teveel belangen in het spel. Er zijn teveel goeroes en teveel ego’s die hun stempel op de technostarters willen drukken.
Het wordt tijd dat de publieke en private technostartersinitiatieven hun krachten bundelen en alles op alles zetten om goed ondernemerschap te stimuleren. Ik pleit er dan ook voor om alle technostartersinitiatieven, privaat en publiek, onder te brengen in één organisatie met één visie en één budget en op te houden met koninkrijkjes bouwen en steeds het wiel opnieuw uitvinden. Geen gemaar en gesputter, gewoon doen. Door gebrek aan beleid van de afgelopen jaren, kijken we nu aan tegen een achterstand van zeker 3 jaar op de ons omringende landen en de klok tikt door. Dag na dag na dag wordt de achterstand groter. De urgentie van de technostarters problematiek kan niet overschat worden. Het is nu te laat voor commissies, onderzoeken en beleidsstukken. Het is roeien met de riemen die we hebben. Alle hands aan dek.
Het gaat maar om één ding: succesvolle nieuwe innovatieve bedrijven. Daarvoor moet wél het vertrouwen van de kapitaalverschaffers teruggewonnen worden.
Nils de Witte
3 maart 2003
Heeft mijn antwoord je goed geholpen? Dan is een reusje nooit weg.
contact: www.dewitte.org | Innovation + Business + Finance
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Nils de Witte
Nils de Witte
Ik tob veel de laatste tijd. Het gaat maar matig met de nieuwe hightech bedrijven. Het gaat nog veel matiger met de organisaties die de technostarters moeten ondersteunen. De overheid (EZ) piekert zich suf, over wat er moet gebeuren, maar lijkt verdeeld tussen tegenstrijdige visies en belangen. De rest van de wereld wacht rustig af.
Wat is het probleem en hoe lossen we het op. Ik heb in onderstaand epistel proberen aan te geven hoe ik er tegenaan kijk. Kunnen jullie er eens naar kijken en je mening geven? Naast je mening over het stuk, ook graag je mening over hét probleem en dé oplossing.
Bij voorbaat dank.
Nils
Technostarters in de knel
De positie van Nederland als kenniseconomie in Europa holt achteruit. Ondanks grote publieke investeringen in kennisontwikkeling, blijven de economische resultaten uit. Het bedrijfsleven is niet bij machte de ontwikkelde kennis te benutten en in te zetten voor het versterken van de eigen concurrentiepositie. Om kort te zijn: Kennis wordt niet omgezet in winst. Het lijkt dan ook niet zinvol om meer te investeren in kennisontwikkeling voordat de knelpunten rond kennisexploitatie zijn aangepakt.
Technostarter. Het woord draagt twee aspecten in zich, “techo” en “starter”. Kenniseconomie kent dezelfde verdeling, “kennis” en “economie”. Push en pull. Dat kan geen toeval zijn. Zonder kennis geen kenniseconomie. Dat is duidelijk. Maar zonder het element “economie” is kennis niks waard.
Overheidsbeleid richt zich vooral op het eerste aspect. De “techno” in Technostarter en de “kennis” in Kenniseconomie. Beide zijn “technology push” aspecten met als doel geld uitgeven. “Starter” gaat over ondernemen en “economie” gaat over optimale benutting van schaarse middelen. Beide aspecten hangen samen met “market pull” met als doel geld verdienen. Daarmee is meteen de kern van het probleem met de kenniseconomie en de technostarters blootgelegd. Het verschil tussen product denken en markt denken en tussen geld uitgeven en geld verdienen.
Iedere zichzelf respecterende ondernemer die om geld vraagt voor investeringen, zal tenminste moeten aangeven hoe dat geld wordt terugverdiend. De overheid niet, zij ziet geld uitgeven als een verdienste. Nieuwe ondernemers in de hightech sectoren nemen daar graag een voorbeeld aan. Zij zien geld uitgeven ook als een verdienste. En juist daarmee zijn ze ernstig in de problemen gekomen.
Volgens Gerard van Beynum (in het financieele dagblad van 6/11/02) kost het minstens 4 miljard om de ambities van de overheid op het gebied van de kenniseconomie te realiseren. Heeft de overheid dat geld? Nee, natuurlijk niet. En als ze het al hadden, dan moest zij het vooral niet zelf investeren. Zeker 80% á 90% van dat geld moet komen uit de private sector. Particulieren, bedrijven en participatiemaatschappijen. Beschikt de private sector over dat geld? Ja zeker, Nederland kent één van de best ontwikkelde kapitaalmarkten ter wereld. We staan op de 3e plaats na de VS en de UK. Maar Nederlandse investeerders zijn toch heel erg risicomijdend? Oh ja? Waarom zien we dan zo weinig buitenlandse investeerders op de Nederlandse markt en waarom investeren de grote VC’s dan wel grote bedragen in nieuwe bedrijven in het buitenland? Nee, met de Nederlandse kapitaalmarkt is niet veel mis. Beschikbaarheid van risicodragend vermogen is in ieder geval niet de hoofdoorzaak van het geringe aantal technostarters.
Ik ben van mening dat het probleem ligt voornamelijk bij de technostarters zelf. Het vertrouwen van de investeerders in nieuwe innovatieve bedrijven is tot het 0-punt gedaald. Dat geldt voor zowel de participatiemaatschappijen als voor de particuliere investeerders. De nieuwe bedrijven die de afgelopen 5 jaar zijn opgericht met extern risicodragend vermogen hebben de investeerders van het eerste uur niks opgeleverd. Niet alleen investeringen in dotcom bedrijven zijn mislukt, bijna alle nieuwe hightech bedrijven hebben slecht gepresteerd. Er is geen winst gemaakt, beloftes zijn niet uitgekomen, hele portfolio’s zijn afgeboekt en er hebben nauwelijks exits plaatsgehad. Combineer dat met een AEX stand van onder de 300 punten en je hebt het scenario van een verzuurde liefdesrelatie. De participatiemaatschappijen hebben zich inmiddels geheel uit de startersmarkt teruggetrokken en de Informal Investors hebben zoveel van hun vermogen verloren dat een groot aantal moeite heeft om de moed op te brengen om door te gaan met investeren.
Eerlijk gezegd zou ik niet weten waarom een investeerder zijn geld in een technostarter zou stoppen. De kans dat die investering verloren gaat grenst aan zekerheid. Gek genoeg zijn er wel veel succesvolle startups! Ook in de hightech sector. Deze bedrijven onderscheiden zich door de efficiëntie waarmee ze met hun middelen om gaan. Veel van deze bedrijven hebben nooit extern risicodragend vermogen aangetrokken. Ze zijn “Lean & mean” opgezet en zijn gefocusseerd op geld verdienen in plaats van geld uitgeven. Om een voorbeeld te noemen: In de lijst van de 50 snelst groeiende bedrijven van Deloitte & Touche, zijn 35 van de 50 bedrijven niet gefinancierd met extern risicodragend vermogen. Ze maken allemaal winst. Van de 15 bedrijven die wel gefinancierd zijn met risicodragend vermogen maakt het merendeel geen winst.
Slechte rendementen, gebrek aan winst en onvervulde beloften hebben de investeerders het vertrouwen in technostarters doen verliezen. Gezien de financieringsaanvragen die bij de diverse investeerders binnenkomen, hebben de ondernemers nog niet veel geleerd. Geld uitgeven lijkt nog steeds belangrijker te zijn dan geld verdienen. Risicodragend vermogen is geen inkomen! Er rust een verplichting om het op een redelijke termijn met rendement terug te betalen! Kreten als: ”Het gaat goed, we hebben nog voldoende geld in kas”, maken mij boos. Ze getuigen van een flagrant gebrek aan respect voor de verstrekkers van dat geld.
Het is niet normaal dat een bedrijf meerdere rondes investeerders moet teleurstellen voordat het eindelijk winst maakt. Dat heeft niks met economie of ondernemen te maken. Ook de eerste investeerders worden geacht een rendement op hun investering te kunnen realiseren. Is dat niet mogelijk, dan is er sprake van gebrek aan “economisch perspectief”. Het initiatief heeft geen levensvatbaarheid. In zo’n geval is het zelfs de overheid bij de wet verboden om te investeren. Jammer, maar helaas.
Om weer privaat geld beschikbaar te krijgen voor nieuwe innovatieve bedrijven, moet het vertrouwen in dat soort bedrijven hersteld worden. Starters moeten winst maken, het mag even duren, maar het moet vanaf het begin duidelijk zijn dat er naar winst wordt toegewerkt. Er is dringend behoefte aan wat succes. Dat betekent niet dat de overheid maar op moet gaan treden als investeerder. Dat lost niks op. Ook het geld van de overheid moet met voldoende rendement worden terugverdiend. Lukt dat niet, dan zeggen de investeerders “zie je wel, investeren in starters levert niks op”.
Hoe kan die winstgevendheid van nieuwe bedrijven bevorderd worden? In principe zijn er drie mogelijkheden:
· Focus op ondernemerschap (efficiëntere omzetting van beperkte middelen)
· Verlaging kosten (subsidie, WBSO en incubators)
· Compensatie verliezen van investeerders (een nieuwe PPM regeling)
Compensatie van verliezen zijn een zaak van de politiek en de overheid. Verlaging van kosten voor een deel, waar het subsidies en WBSO betreft. Als het gaat om incubators, spelen publieke en private partijen samen een rol.
Ondernemerschap echter, is bij uitstek een private aangelegenheid. Het is overigens een mythe dat Nederlanders van die geweldige ondernemers zijn. Misschien was dat ooit zo, maar vandaag de dag is dat zeker niet zo. We zijn een land van kooplieden, schoolmeesters en tollenaars. We zijn goed in handel (andermans spullen verkopen, advies (iemand anders vertellen hoe die het moet aanpakken) en bankieren (andermans geld beheren) maar in spullen maken en verkopen zijn we niet zo goed. Terwijl daar toch de meeste toegevoegde waarde te creëren valt.
Waar hebben we het dan over als we praten over ondernemerschap. Dat is niet zo moeilijk. Ondernemerschap is het vermogen van een persoon of een organisatie om middelen (mensen, kennis en geld) efficiënt om te zetten in een winstgevend bedrijf met toekomstperspectief. Met name om die efficiëntie gaat het. In de meeste ontwikkelingsmodellen is de onderneming een Blackbox. Er gaan mensen, kennis en geld in en er komt een winstgevend bedrijf uit. Hoe meer je er in stopt, hoe meer er uit komt. Dat is dus helaas niet zo. Er gaat wel mensen, kennis en geld in, maar er komt niet altijd een winstgevend bedrijf uit. Meestal niet zelfs. De ene ondernemer is beter in staat resources om te zetten in een winstgevend bedrijf als de andere ondernemer.
Universiteit Nyenrode heeft twee jaar geleden in opdracht van de NVP en EZ een onderzoek uitgevoerd naar de succes- en faalfactoren van ondernemers. Er is van alles geanalyseerd, sekse, leeftijd, opleiding, achtergrond, persoonlijkheid en nog veel meer. Het meest in het oog springende verschil tussen succesvolle en minder succesvolle ondernemers bleek ERVARING te zijn. Ervaren ondernemers zijn succesvoller dan onervaren ondernemers. Een open deur denkt u, maar de observatie is weldegelijk van belang. Als ervaren ondernemers meer succes hebben dan onervaren ondernemers, mag je daaruit afleiden dat ondernemerschap wel degelijk een VAK is. De grote vraag is alleen, wat houdt dat vak in en hoe leer je het.
Dat was ook mijn vraag aan twee opgetogen ambtenaren van EZ, toen zij vier jaar geleden bij mij langskwamen om te vertellen dat ze 10 miljoen gulden gingen geven aan OC&W om ondernemerschap te introduceren in het onderwijs. Geweldig! Mijn reactie was oprecht enthousiast. Maar op mijn vraag WAT die jongelui dan gingen leren om betere ondernemers te worden, kwam geen antwoord.
Daar zit hem nou de clou. Ondernemen leer je niet van een onderwijzer, een adviseur, een manager of een ambtenaar, ondernemen leer je van andere ondernemers of in de praktijk. Het is daarom belangrijk dat jonge mensen beginnen met eenvoudige ondernemingen. Daar doen ze ervaring in op. Het is belangrijk dat ondernemers elkaar veel tegenkomen en ervaringen uitwisselen. Daartoe dienen opleidingen (alibi om te netwerken), HigherLevel, bijeenkomsten, netwerken en incubators. En het is belangrijk dat (aspirant)ondernemers van te voren goed oefenen met plannen maken, daartoe dienen cursussen op de universiteit, Livewire en New Venture. Het is ook belangrijk dat de “netwerkorganisaties” die dit soort zaken organiseren zelf snappen wat ondernemerschap inhoudt. En daar schort het nog wel eens aan.
Helaas komen de (aspirant)ondernemers er niet zelf achter hoe het wél moet. Ze krijgen teveel tegenstrijdige signalen. Er zijn teveel belangen in het spel. Er zijn teveel goeroes en teveel ego’s die hun stempel op de technostarters willen drukken.
Het wordt tijd dat de publieke en private technostartersinitiatieven hun krachten bundelen en alles op alles zetten om goed ondernemerschap te stimuleren. Ik pleit er dan ook voor om alle technostartersinitiatieven, privaat en publiek, onder te brengen in één organisatie met één visie en één budget en op te houden met koninkrijkjes bouwen en steeds het wiel opnieuw uitvinden. Geen gemaar en gesputter, gewoon doen. Door gebrek aan beleid van de afgelopen jaren, kijken we nu aan tegen een achterstand van zeker 3 jaar op de ons omringende landen en de klok tikt door. Dag na dag na dag wordt de achterstand groter. De urgentie van de technostarters problematiek kan niet overschat worden. Het is nu te laat voor commissies, onderzoeken en beleidsstukken. Het is roeien met de riemen die we hebben. Alle hands aan dek.
Het gaat maar om één ding: succesvolle nieuwe innovatieve bedrijven. Daarvoor moet wél het vertrouwen van de kapitaalverschaffers teruggewonnen worden.
Nils de Witte
3 maart 2003
Heeft mijn antwoord je goed geholpen? Dan is een reusje nooit weg.
contact: www.dewitte.org | Innovation + Business + Finance
Link naar reactie
Aanbevolen berichten
16 antwoorden op deze vraag