Partij A en B komen op 31-12-2013 als volgt overeen:
- op 1-1-2014 verkoop van goed X door A aan B voor € Z.
- op 1-2-2014 verkoop van goed X door B aan A voor € Z.
Omdat de koop- en verkoopprijs hetzelfde is wordt eveneens op 31-12-2013 afgesproken dat deze met elkaar verrekend worden.
Op 1-1-2014 geschied de levering door A aan B.
Op 15-1-2014 geschied de levering door B aan A.
Verkrijgt B eigendom van de zaak voor de tussenliggende periode? EN voor welke periode? (1-1-2014 --- 15-1-2014 of 1-1-2014 --- 1-2-2014) Hij kan immers het goed niet aan iemand anders verkopen.
Ik citeer:
"Boek 5. Zakelijke rechten
Titel 1. Eigendom in het algemeen
Artikel 1 lid 1. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben."
In het licht van mijn vraag bezien: Het is mogelijk om goed X (uit het voorbeeld) te hebben zonder dat je de koopovereenkomst hebt gesloten. Die situatie zou ik uitleggen als dat je méér rechten op het goed hebt. Doorredenerd: Als er een situatie bestaat waarin je méér rechten op het goed hebt dan heb je dus kennelijk niet het meest omvattende recht?
Van de andere kant is het, volgens mij, een maatschappelijke opvatting dat je koophuis je eigendom is, onafhankelijk ervan of deze belast is met een hypotheek (met huurbeding). Echter, evenzogoed als voor goed X, had je koophuis niet met een hypotheek belast kunnen zijn welke een situatie oplevert waardoor je meer rechten op je huis hebt. Dan zou dat opleveren dat ieder huis met een hypotheek geen eigendom zou zijn...
Ik denk dat ik de werking van de wet niet zo goed ken en dat ik dingen aan elkaar verbind die helemaal niet bij elkaar horen. Wie kan mij duidelijkheid verschaffen en wat is nu het juiste antwoord op de vraag:
Verkrijgt B eigendom van de zaak voor de tussenliggende periode? EN voor welke periode? (1-1-2014 --- 15-1-2014 of 1-1-2014 --- 1-2-2014)
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Ondernemer1979
Ondernemer1979
L.S.,
Partij A en B komen op 31-12-2013 als volgt overeen:
- op 1-1-2014 verkoop van goed X door A aan B voor € Z.
- op 1-2-2014 verkoop van goed X door B aan A voor € Z.
Omdat de koop- en verkoopprijs hetzelfde is wordt eveneens op 31-12-2013 afgesproken dat deze met elkaar verrekend worden.
Op 1-1-2014 geschied de levering door A aan B.
Op 15-1-2014 geschied de levering door B aan A.
Verkrijgt B eigendom van de zaak voor de tussenliggende periode? EN voor welke periode? (1-1-2014 --- 15-1-2014 of 1-1-2014 --- 1-2-2014) Hij kan immers het goed niet aan iemand anders verkopen.
Ik citeer:
"Boek 5. Zakelijke rechten
Titel 1. Eigendom in het algemeen
Artikel 1 lid 1. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben."
In het licht van mijn vraag bezien: Het is mogelijk om goed X (uit het voorbeeld) te hebben zonder dat je de koopovereenkomst hebt gesloten. Die situatie zou ik uitleggen als dat je méér rechten op het goed hebt. Doorredenerd: Als er een situatie bestaat waarin je méér rechten op het goed hebt dan heb je dus kennelijk niet het meest omvattende recht?
Van de andere kant is het, volgens mij, een maatschappelijke opvatting dat je koophuis je eigendom is, onafhankelijk ervan of deze belast is met een hypotheek (met huurbeding). Echter, evenzogoed als voor goed X, had je koophuis niet met een hypotheek belast kunnen zijn welke een situatie oplevert waardoor je meer rechten op je huis hebt. Dan zou dat opleveren dat ieder huis met een hypotheek geen eigendom zou zijn...
Ik denk dat ik de werking van de wet niet zo goed ken en dat ik dingen aan elkaar verbind die helemaal niet bij elkaar horen. Wie kan mij duidelijkheid verschaffen en wat is nu het juiste antwoord op de vraag:
Verkrijgt B eigendom van de zaak voor de tussenliggende periode? EN voor welke periode? (1-1-2014 --- 15-1-2014 of 1-1-2014 --- 1-2-2014)
Alvast bedankt!
Link naar reactie
Aanbevolen berichten
53 antwoorden op deze vraag