Als het aan staatssecretaris van Financiën Eric Wiebes ligt, gaat het DGA-pensioen op de schop. Ik wil u in deze column te informeren over de aanstaande veranderingen en een link leggen met de achtergronden van deze veranderingen.
Zoete en zure druiven
Ooit, aan het begin van mijn carrière, was het leven overzichtelijk. Je was rechts of links. Je wilde wel of niet een kernwapen in je tuin en de jarentachtigcrisis liep op z’n eind. De bomen begonnen weer te groeien, steeds harder richting hemel. Verzekeraars gaven tenminste 4% rekenrentegarantie. Pensioenen waren gegarandeerd en gebaseerd op eindloon. No issue. En Griekenland hangt in mijn herinnering als een vakantieland vrij van zorgen, vol zoete druiven.
En nu? Nu zijn de druiven zuur. Niet alleen in Griekenland. Op velerlei vlak hebben veel mensen zorgen en zijn zekerheden weg, ingeruild voor ‘dynamiek’ en ‘flexibiliteit’.
En op dit punt switchen we naar de pensioenwereld.
Maatschappelijke trend
Jarenlang was eindloon de norm, gebaseerd op de fictie dat het laatste salaris over alle dienstjaren zou hebben gegolden. Het werd echter te duur. Sinds midden jaren negentig geldt middelloon (pensioen over het werkelijk verdiende loon) als norm. Maar ook dat blijkt te duur: ondanks de 1.250 miljard (!) die nu in de pensioenpotten zit, is er volgens DNB nog een tekort van 168 miljard!
Tijd voor een discussie over stelselwijziging, zo vond staatssecretaris Klijnsma van SZW. De tendens: ingelegde premies en daadwerkelijk behaalde rendementen gaan de hoogte van het pensioen bepalen. Het beleggings- en langlevenrisico komt bij de werknemer te liggen. Ze gaat daarbij uit van het idee dat de premie een voor iedereen vast percentage van het salaris is. Jongeren kunnen straks in aanvang dus meer opbouwen dan ouderen. Zoiets gebeurt nu overigens al bij ‘banksparen’ (= lijfrenteopbouw).
DGA-pensioen ijlt achter ontwikkelingen aan
Het pensioen van de DGA ijlt achter deze ontwikkelingen aan. Met name doel ik hier op de veelvuldig toegepaste variant waarin het DGA-pensioen binnen de BV ‘in eigen beheer’ wordt opgebouwd.
Aftrekpost of écht pensioen
Nog steeds is het een wijdverbreid gebruik om de DGA-pensioenopbouw te laten plaatsvinden op basis van ‘eindloon’. De gedachte erachter is simpel: creëer een zo hoog mogelijke aftrekpost. Velen realiseren zich echter niet dat het niet alleen een aftrekpost is, maar een ‘echt’ pensioen!
En dat échte pensioen blijkt ‘nogal een dingetje’ te zijn in tijden dat de rekenrente waarop de verplichting fiscaal moet worden berekend (4%) bijna acht keer zo hoog is als de marktrente die wordt gebruikt om de werkelijke waarde (de ‘commerciële waarde’) van de pensioenregeling te bepalen. Er is een niet meer te houden verschil ontstaan tussen de fiscale en werkelijke waarde van de DGA-pensioenregeling. Het eindloonpensioen is voor menig DGA te duur geworden.
Dividendtoets
De fiscus maakte zich in dit kader zorgen over de mate waarin die DGA-regelingen dan nog uitvoerbaar zouden zijn. Zou een DGA bij pensionering wel over voldoende liquiditeiten beschikken om de pensioenregeling goed uit te voeren? Temeer nu veel ondernemers bij pensionering hun zaak niet altijd meer voor een goede prijs kwijt kunnen. Mede door deze ontwikkelingen ontstond de dividendtoets: de DGA mag pas dividend uitkeren als hij heeft vastgesteld dat uitvoering van de pensioenregeling daarmee geen gevaar loopt. Bijgevolg kunnen veel DGA’s nu geen dividend meer opnemen.
Ook dat nog: DGA scheidt meer dan gemiddeld!
Wat ook niet meehielp aan de houdbaarheid van het DGA-pensioen is het feit dat DGA’s meer dan gemiddeld scheiden. Daarbij is het voor menig DGA een complete verrassing dat de ex-partner bij scheiding recht heeft op een deel van het DGA-pensioen. En wel op basis van de marktwaarde! Nu dit vaak niet of nauwelijks kan worden betaald, moeten DGA’s die in scheiding liggen hard ‘terugonderhandelen’ naar een betaalbare regeling.
Plan 1.0 (Weekers)
Het is 6 december 2013 als Frans Weekers, toenmalig Staatssecretaris van Financiën zijn visie op ‘pensioen in eigen beheer’ geeft. Het komt er op neer dat hij de hierboven geschetste problemen (h)erkent. Maar hij pleit er wel voor dat DGA’s de mogelijkheid houden om op de balans van de BV een oudedagsvoorziening op te bouwen, waarbij de middelen tijdens het ondernemerschap ten dienste van de bedrijfsvoering kunnen blijven staan.
Oudedagsbestemmingsreserve
Uiteindelijk sprak Weekers zijn voorkeur uit voor de zogenaamde ‘oudedagsbestemmingsreserve’ (OBR). Daarin zou de DGA jaarlijks een bepaald (vast) percentage van zijn inkomen op de balans van de BV kunnen reserveren voor de oudedag, zonder gedoe met rekenrente of sterftekansen. Op de pensioendatum moest de voorziening dan worden afgerekend met de fiscus of worden omgezet in een lijfrente (periodieke belaste uitkeringen). Er zou geen link meer zijn met juridische pensioenrechten zoals we die nu nog kennen in de vorm van oudedags-, partner en wezenpensioen. De partner zou bij echtscheiding geen rechten meer hebben op een deel van de OBR. En het zou mogelijk moeten zijn om de huidige fiscale eigenbeheerreserves in te brengen in de OBR.
Overgangsproblemen
Er waren bij dit plan wel een paar probleempjes die moesten worden opgelost. Met name de partner van de DGA zou wel eens hard aan de bel kunnen trekken. Door inbreng in de OBR zouden immers alle pensioenrechten van de partner verdwijnen. Denk aan het partnerpensioen bij overlijden en verevening van ouderdomspensioen bij scheiding. Rechten waar nogal wat geld mee gemoeid is!
Plan 2.0 (Wiebes)
De inkt van zijn brief was nog niet opgedroogd, of Weekers moest vertrekken. Zijn opvolger Wiebes schreef op 2 juni 2014 ook een brief aan de Tweede Kamer. Eigenlijk had hij dezelfde voorkeur, onder toevoeging dat hij ook openstond voor een vorm van een ‘beschikbarepremieregeling’. Verder studie was nodig, zo constateerde hij. Op 1 juli presenteerde hij twee varianten, waarbij hij de Kamer in de keuze wil betrekken.
Variant 1: Oudedagsbestemmingsreserve
Opbouw reserve
Variant 1 is de al eerder besproken OBR. Omdat de voorkeur van Wiebes onder meer om redenen van uitvoerbaarheid en fiscale handhaving niet naar deze variant uitgaat, ga ik er nu niet verder op in en steken we door naar zijn tweede variant.
Variant 2: Oudedagssparen (ODS) in eigen beheer
Deze variant gaat sterk lijken op een beschikbarepremieregeling zoals we deze in pensioenland al kennen. Daarin worden premies, gelijkblijvend of leeftijdsafhankelijk en afgeleid van het pensioengevende salaris, belegd. Zo ontstaat een kapitaal dat op de pensioendatum wordt omgezet in periodieke pensioenuitkeringen. De fiscale waarde is tijdens de opbouw gelijk aan de werkelijke (commerciële) waarde van het pensioen.
Bij de ODS hoeven de premies echter niet worden belegd. De bedragen die de DGA reserveert worden fictief opgerent met een afgeleide van het rendement op staatsleningen. Ondertussen kan hij de onderliggende waarde gewoon gebruiken in zijn onderneming.
De DGA mag van jaar tot jaar bepalen of hij een bedrag aan de ODS toevoegt. Een jaar overslaan mag, een jaar inhalen mag niet.
Rechten
Binnen de ODS ontstaan voor de DGA direct juridische rechten. Dat kan aantrekkelijk zijn voor de minderheidsaandeelhouder. De ODS-rechten komen in principe alleen de DGA toe. De staatssecretaris overweegt overigens om ook de partner, net als nu in de pensioenregelgeving, rechten te geven.
De ODS zal uiteindelijk in lijfrente moeten worden omgezet bij een bank of verzekeraar. In 20 jaar vanuit de BV uitkeren mag ook. Gebeurt omzetting niet op de juiste momenten, dan is de ODS progressief belast en is een revisierente van 20% verschuldigd.
Dividendtoets
Ook bij de ODS is de dividendtoets van toepassing. Dividend is alleen toegestaan als de BV altijd in staat is om de ODS uit te kunnen uitvoeren. Als teveel dividend wordt uitgekeerd, wordt de ODS als afgekocht beschouwd. De waarde wordt progressief belast en er wordt revisierente geheven.
Verzekerde regelingen
Naast de nieuwe mogelijkheid van ODS, kan de DGA blijven kiezen voor een eindloon-, middelloon- of beschikbarepremiesysteem, mits ondergebracht bij een verzekeraar.
Overgangsrecht
De staatssecretaris wil graag dat de huidige eigenbeheerreserves zoveel mogelijk worden omgezet in de nieuwe oudedagsreservering. Omzetting is alleen mogelijk als ook de partner van de DGA daarmee akkoord gaat. Zet men de huidige eigenbeheerreserve niet om, dan is verder opbouwen van het eigenbeheerpensioen niet mogelijk. De huidige regels blijven dan gewoon van toepassing.
Het zal mogelijk zijn om op enig moment alsnog de eigenbeheerreserve (tegen commerciële waarde!) onder te brengen bij een verzekeraar.
De eerste reactie
Er zijn nog veel technische en juridische zaken die opvallen en afwijken van eigen beheer en waarover pagina’s kunnen worden gevuld.
Hier overheen stappend is mijn eerste reactie dat het lovenswaardig is om te streven naar een eenvoudiger systeem. De uitdaging is dan om het écht eenvoudig te krijgen. Want waarom bijvoorbeeld tóch overwegen om rechten aan de partner toe te kennen, terwijl de voorziening niet onder de pensioenwetgeving valt? Waarom een leeftijdsgebonden premies overwegen, terwijl we bij lijfrente al jaren gewend zijn aan een gelijkblijvende premie en Klijnsma in haar nationale pensioendiscussie ook koerst op voor alle leeftijden gelijke premiepercentages?
Vooralsnog moeten we nu afwachten of de Eerste en Tweede Kamer meegaan in de voorkeur van Wiebes. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2016.
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Wim Schreuder
Wim Schreuder
DGA-pensioen op de schop
Als het aan staatssecretaris van Financiën Eric Wiebes ligt, gaat het DGA-pensioen op de schop. Ik wil u in deze column te informeren over de aanstaande veranderingen en een link leggen met de achtergronden van deze veranderingen.
Zoete en zure druiven
Ooit, aan het begin van mijn carrière, was het leven overzichtelijk. Je was rechts of links. Je wilde wel of niet een kernwapen in je tuin en de jarentachtigcrisis liep op z’n eind. De bomen begonnen weer te groeien, steeds harder richting hemel. Verzekeraars gaven tenminste 4% rekenrentegarantie. Pensioenen waren gegarandeerd en gebaseerd op eindloon. No issue. En Griekenland hangt in mijn herinnering als een vakantieland vrij van zorgen, vol zoete druiven.
En nu? Nu zijn de druiven zuur. Niet alleen in Griekenland. Op velerlei vlak hebben veel mensen zorgen en zijn zekerheden weg, ingeruild voor ‘dynamiek’ en ‘flexibiliteit’.
En op dit punt switchen we naar de pensioenwereld.
Maatschappelijke trend
Jarenlang was eindloon de norm, gebaseerd op de fictie dat het laatste salaris over alle dienstjaren zou hebben gegolden. Het werd echter te duur. Sinds midden jaren negentig geldt middelloon (pensioen over het werkelijk verdiende loon) als norm. Maar ook dat blijkt te duur: ondanks de 1.250 miljard (!) die nu in de pensioenpotten zit, is er volgens DNB nog een tekort van 168 miljard!
Tijd voor een discussie over stelselwijziging, zo vond staatssecretaris Klijnsma van SZW. De tendens: ingelegde premies en daadwerkelijk behaalde rendementen gaan de hoogte van het pensioen bepalen. Het beleggings- en langlevenrisico komt bij de werknemer te liggen. Ze gaat daarbij uit van het idee dat de premie een voor iedereen vast percentage van het salaris is. Jongeren kunnen straks in aanvang dus meer opbouwen dan ouderen. Zoiets gebeurt nu overigens al bij ‘banksparen’ (= lijfrenteopbouw).
DGA-pensioen ijlt achter ontwikkelingen aan
Het pensioen van de DGA ijlt achter deze ontwikkelingen aan. Met name doel ik hier op de veelvuldig toegepaste variant waarin het DGA-pensioen binnen de BV ‘in eigen beheer’ wordt opgebouwd.
Aftrekpost of écht pensioen
Nog steeds is het een wijdverbreid gebruik om de DGA-pensioenopbouw te laten plaatsvinden op basis van ‘eindloon’. De gedachte erachter is simpel: creëer een zo hoog mogelijke aftrekpost. Velen realiseren zich echter niet dat het niet alleen een aftrekpost is, maar een ‘echt’ pensioen!
En dat échte pensioen blijkt ‘nogal een dingetje’ te zijn in tijden dat de rekenrente waarop de verplichting fiscaal moet worden berekend (4%) bijna acht keer zo hoog is als de marktrente die wordt gebruikt om de werkelijke waarde (de ‘commerciële waarde’) van de pensioenregeling te bepalen. Er is een niet meer te houden verschil ontstaan tussen de fiscale en werkelijke waarde van de DGA-pensioenregeling. Het eindloonpensioen is voor menig DGA te duur geworden.
Dividendtoets
De fiscus maakte zich in dit kader zorgen over de mate waarin die DGA-regelingen dan nog uitvoerbaar zouden zijn. Zou een DGA bij pensionering wel over voldoende liquiditeiten beschikken om de pensioenregeling goed uit te voeren? Temeer nu veel ondernemers bij pensionering hun zaak niet altijd meer voor een goede prijs kwijt kunnen. Mede door deze ontwikkelingen ontstond de dividendtoets: de DGA mag pas dividend uitkeren als hij heeft vastgesteld dat uitvoering van de pensioenregeling daarmee geen gevaar loopt. Bijgevolg kunnen veel DGA’s nu geen dividend meer opnemen.
Ook dat nog: DGA scheidt meer dan gemiddeld!
Wat ook niet meehielp aan de houdbaarheid van het DGA-pensioen is het feit dat DGA’s meer dan gemiddeld scheiden. Daarbij is het voor menig DGA een complete verrassing dat de ex-partner bij scheiding recht heeft op een deel van het DGA-pensioen. En wel op basis van de marktwaarde! Nu dit vaak niet of nauwelijks kan worden betaald, moeten DGA’s die in scheiding liggen hard ‘terugonderhandelen’ naar een betaalbare regeling.
Plan 1.0 (Weekers)
Het is 6 december 2013 als Frans Weekers, toenmalig Staatssecretaris van Financiën zijn visie op ‘pensioen in eigen beheer’ geeft. Het komt er op neer dat hij de hierboven geschetste problemen (h)erkent. Maar hij pleit er wel voor dat DGA’s de mogelijkheid houden om op de balans van de BV een oudedagsvoorziening op te bouwen, waarbij de middelen tijdens het ondernemerschap ten dienste van de bedrijfsvoering kunnen blijven staan.
Oudedagsbestemmingsreserve
Uiteindelijk sprak Weekers zijn voorkeur uit voor de zogenaamde ‘oudedagsbestemmingsreserve’ (OBR). Daarin zou de DGA jaarlijks een bepaald (vast) percentage van zijn inkomen op de balans van de BV kunnen reserveren voor de oudedag, zonder gedoe met rekenrente of sterftekansen. Op de pensioendatum moest de voorziening dan worden afgerekend met de fiscus of worden omgezet in een lijfrente (periodieke belaste uitkeringen). Er zou geen link meer zijn met juridische pensioenrechten zoals we die nu nog kennen in de vorm van oudedags-, partner en wezenpensioen. De partner zou bij echtscheiding geen rechten meer hebben op een deel van de OBR. En het zou mogelijk moeten zijn om de huidige fiscale eigenbeheerreserves in te brengen in de OBR.
Overgangsproblemen
Er waren bij dit plan wel een paar probleempjes die moesten worden opgelost. Met name de partner van de DGA zou wel eens hard aan de bel kunnen trekken. Door inbreng in de OBR zouden immers alle pensioenrechten van de partner verdwijnen. Denk aan het partnerpensioen bij overlijden en verevening van ouderdomspensioen bij scheiding. Rechten waar nogal wat geld mee gemoeid is!
Plan 2.0 (Wiebes)
De inkt van zijn brief was nog niet opgedroogd, of Weekers moest vertrekken. Zijn opvolger Wiebes schreef op 2 juni 2014 ook een brief aan de Tweede Kamer. Eigenlijk had hij dezelfde voorkeur, onder toevoeging dat hij ook openstond voor een vorm van een ‘beschikbarepremieregeling’. Verder studie was nodig, zo constateerde hij. Op 1 juli presenteerde hij twee varianten, waarbij hij de Kamer in de keuze wil betrekken.
Variant 1: Oudedagsbestemmingsreserve
Opbouw reserve
Variant 1 is de al eerder besproken OBR. Omdat de voorkeur van Wiebes onder meer om redenen van uitvoerbaarheid en fiscale handhaving niet naar deze variant uitgaat, ga ik er nu niet verder op in en steken we door naar zijn tweede variant.
Variant 2: Oudedagssparen (ODS) in eigen beheer
Deze variant gaat sterk lijken op een beschikbarepremieregeling zoals we deze in pensioenland al kennen. Daarin worden premies, gelijkblijvend of leeftijdsafhankelijk en afgeleid van het pensioengevende salaris, belegd. Zo ontstaat een kapitaal dat op de pensioendatum wordt omgezet in periodieke pensioenuitkeringen. De fiscale waarde is tijdens de opbouw gelijk aan de werkelijke (commerciële) waarde van het pensioen.
Bij de ODS hoeven de premies echter niet worden belegd. De bedragen die de DGA reserveert worden fictief opgerent met een afgeleide van het rendement op staatsleningen. Ondertussen kan hij de onderliggende waarde gewoon gebruiken in zijn onderneming.
De DGA mag van jaar tot jaar bepalen of hij een bedrag aan de ODS toevoegt. Een jaar overslaan mag, een jaar inhalen mag niet.
Rechten
Binnen de ODS ontstaan voor de DGA direct juridische rechten. Dat kan aantrekkelijk zijn voor de minderheidsaandeelhouder. De ODS-rechten komen in principe alleen de DGA toe. De staatssecretaris overweegt overigens om ook de partner, net als nu in de pensioenregelgeving, rechten te geven.
De ODS zal uiteindelijk in lijfrente moeten worden omgezet bij een bank of verzekeraar. In 20 jaar vanuit de BV uitkeren mag ook. Gebeurt omzetting niet op de juiste momenten, dan is de ODS progressief belast en is een revisierente van 20% verschuldigd.
Dividendtoets
Ook bij de ODS is de dividendtoets van toepassing. Dividend is alleen toegestaan als de BV altijd in staat is om de ODS uit te kunnen uitvoeren. Als teveel dividend wordt uitgekeerd, wordt de ODS als afgekocht beschouwd. De waarde wordt progressief belast en er wordt revisierente geheven.
Verzekerde regelingen
Naast de nieuwe mogelijkheid van ODS, kan de DGA blijven kiezen voor een eindloon-, middelloon- of beschikbarepremiesysteem, mits ondergebracht bij een verzekeraar.
Overgangsrecht
De staatssecretaris wil graag dat de huidige eigenbeheerreserves zoveel mogelijk worden omgezet in de nieuwe oudedagsreservering. Omzetting is alleen mogelijk als ook de partner van de DGA daarmee akkoord gaat. Zet men de huidige eigenbeheerreserve niet om, dan is verder opbouwen van het eigenbeheerpensioen niet mogelijk. De huidige regels blijven dan gewoon van toepassing.
Het zal mogelijk zijn om op enig moment alsnog de eigenbeheerreserve (tegen commerciële waarde!) onder te brengen bij een verzekeraar.
De eerste reactie
Er zijn nog veel technische en juridische zaken die opvallen en afwijken van eigen beheer en waarover pagina’s kunnen worden gevuld.
Hier overheen stappend is mijn eerste reactie dat het lovenswaardig is om te streven naar een eenvoudiger systeem. De uitdaging is dan om het écht eenvoudig te krijgen. Want waarom bijvoorbeeld tóch overwegen om rechten aan de partner toe te kennen, terwijl de voorziening niet onder de pensioenwetgeving valt? Waarom een leeftijdsgebonden premies overwegen, terwijl we bij lijfrente al jaren gewend zijn aan een gelijkblijvende premie en Klijnsma in haar nationale pensioendiscussie ook koerst op voor alle leeftijden gelijke premiepercentages?
Vooralsnog moeten we nu afwachten of de Eerste en Tweede Kamer meegaan in de voorkeur van Wiebes. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari 2016.
Wim Schreuder, registerpensioenadviseur
www.hls-pensioen.nl
Link naar reactie
https://www.higherlevel.nl/forums/topic/50251-de-zoete-en-zure-druiven-van-het-dga-pensioen/Delen op andere sites
Aanbevolen berichten
4 antwoorden op deze vraag