Een kenniseconomie is niet alleen het introduceren van meer kennis in bestaande economische en maatschappelijke processen. Het is een economie die vooral functioneert en floreert op basis van kennis als uitgangspunt.
Kennis moet breed worden gedefinieerd: van sociaal-economische en technologische kennis tot en met sociaal-culturele en maatschappelijke kennis. De overgang van de huidige economie naar een kenniseconomie is veelomvattend en moet worden gezien als niet minder dan een transformatie. Deze transformatie vereist een intensieve dialoog tussen de huidige en ook nieuwe actoren die gericht is op het tot stand brengen van nieuwe coördinatie- en afstemmingsmechanismen, die voor een kenniseconomie als essentieel moeten worden beschouwd.
Wij menen dat de huidige institutionele structuren onvoldoende garantie bieden om de noodzakelijke transformatie met succes te doen plaatsvinden. We pleiten voor het opzetten van een ‘Science Technology and Innovation Council’ naar het model dat de transformatie naar een kenniseconomie in Finland tot een succes heeft gemaakt.
De Finse economie belandde in 1991 in een zware recessie. In dat jaar daalde het bruto nationaal product met meer dan 6 procent. Het wegvallen van de export naar de voormalige Sovjet-Unie was een van de belangrijkste oorzaken achter deze ontwikkeling. De export werd tevens aangetast door zwakte op de voor Finland traditionele markten in Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
Investeringen in de private sector in Finland daalden dat jaar met 20 procent, duidend op overcapaciteit en slechte winstgevendheid. De werkloosheid nam snel toe; van 3,5 procent in 1990 tot 14 procent in 1992.
Industriële en economische ontwikkeling gedurende de drie voorgaande decaden had al een substantiële diversificatie van het exportpakket teweeggebracht. Terwijl de hout- en papiersector in 1960 nog 75 procent van het exportpakket voor zijn rekening nam, was dit aandeel in 1991 gedaald tot 40 procent van een veel groter export volume.
De crisis van 1991 hielp in Finland een draagvlak creëren voor de succesvol verlopen transformatie richting kenniseconomie. Dat proces vereiste actieve coördinatie. Twee coördinatiemechanismen stonden - en staan nog steeds - centraal in dit transformatieproces.
Ten eerste een visie dat de kenniseconomie gezien moest worden als leidmotief voor de herstructurering van de economie.
Ten tweede: het opzetten van een Raad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Deze Raad, die wordt voorgezeten door de minister-president, heeft als leden een viertal meest betrokken ministers, die dicht bij de betreffende problematiek staan, personen uit het bedrijfsleven, personen uit de wetenschap, en vertegenwoordigers uit werkgevers- en werknemersorganisaties.
De vergelijking met de uit vijftien personen bestaande Nederlandse Industrialisatie Raad uit de jaren vijftig dringt zich op. De Finse Raad komt viermaal per jaar bijeen en met een aantal subcommissies wordt er vanuit de Raad zo’n twintigmaal per jaar vergaderd.
De Raad blijkt cruciaal voor integratie van beleid, het tegengaan van verkokering, en het leggen van accenten. Het bestaan van deze twee coördinatiemechanismen heeft in Finland een belangrijke rol gespeeld bij het in gang zetten van het transformatieproces.
Problemen die op de agenda van de Finse Raad stonden, komen redelijk overeen met de problemen die momenteel in Nederland aan de orde zijn. De belangrijkste zijn: verbeteren van de macro-economische condities voor innovatie; een verbeterde relatie tussen bedrijfsleven en universiteiten; tegengaan van versnippering in het onderwijs en het onderzoek; het opzetten van clusters. Voor de Nederlandse situatie zouden tevens een aantal thema’s gelden zoals innovatie en duurzame ontwikkeling, innovatie in het verkeer en vervoer, innovatie in de gezondheidszorg.
Het stimuleren van innovatie moet een topprioriteit van het nieuwe kabinet worden. De economie wordt steeds afhankelijker van innovatie. Het is zorgwekkend te constateren dat diverse internationale vergelijkingen er op duiden dat het innovatievermogen van de Nederlandse economie afneemt. Dat is een ontwikkeling die moet worden gekeerd. Dat vereist een langdurig commitment van politiek, overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en burgers.
Beter dan grote sommen geld - die er toch niet zijn - te alloceren voor de uitbreiding van het oude systeem, zou in de nieuwe kabinetsperiode een Raad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie naar Fins model moeten worden opgezet.
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Gast Kermie
Gast Kermie
Een kenniseconomie is niet alleen het introduceren van meer kennis in bestaande economische en maatschappelijke processen. Het is een economie die vooral functioneert en floreert op basis van kennis als uitgangspunt.
Kennis moet breed worden gedefinieerd: van sociaal-economische en technologische kennis tot en met sociaal-culturele en maatschappelijke kennis. De overgang van de huidige economie naar een kenniseconomie is veelomvattend en moet worden gezien als niet minder dan een transformatie. Deze transformatie vereist een intensieve dialoog tussen de huidige en ook nieuwe actoren die gericht is op het tot stand brengen van nieuwe coördinatie- en afstemmingsmechanismen, die voor een kenniseconomie als essentieel moeten worden beschouwd.
Wij menen dat de huidige institutionele structuren onvoldoende garantie bieden om de noodzakelijke transformatie met succes te doen plaatsvinden. We pleiten voor het opzetten van een ‘Science Technology and Innovation Council’ naar het model dat de transformatie naar een kenniseconomie in Finland tot een succes heeft gemaakt.
De Finse economie belandde in 1991 in een zware recessie. In dat jaar daalde het bruto nationaal product met meer dan 6 procent. Het wegvallen van de export naar de voormalige Sovjet-Unie was een van de belangrijkste oorzaken achter deze ontwikkeling. De export werd tevens aangetast door zwakte op de voor Finland traditionele markten in Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
Investeringen in de private sector in Finland daalden dat jaar met 20 procent, duidend op overcapaciteit en slechte winstgevendheid. De werkloosheid nam snel toe; van 3,5 procent in 1990 tot 14 procent in 1992.
Industriële en economische ontwikkeling gedurende de drie voorgaande decaden had al een substantiële diversificatie van het exportpakket teweeggebracht. Terwijl de hout- en papiersector in 1960 nog 75 procent van het exportpakket voor zijn rekening nam, was dit aandeel in 1991 gedaald tot 40 procent van een veel groter export volume.
De crisis van 1991 hielp in Finland een draagvlak creëren voor de succesvol verlopen transformatie richting kenniseconomie. Dat proces vereiste actieve coördinatie. Twee coördinatiemechanismen stonden - en staan nog steeds - centraal in dit transformatieproces.
Ten eerste een visie dat de kenniseconomie gezien moest worden als leidmotief voor de herstructurering van de economie.
Ten tweede: het opzetten van een Raad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie. Deze Raad, die wordt voorgezeten door de minister-president, heeft als leden een viertal meest betrokken ministers, die dicht bij de betreffende problematiek staan, personen uit het bedrijfsleven, personen uit de wetenschap, en vertegenwoordigers uit werkgevers- en werknemersorganisaties.
De vergelijking met de uit vijftien personen bestaande Nederlandse Industrialisatie Raad uit de jaren vijftig dringt zich op. De Finse Raad komt viermaal per jaar bijeen en met een aantal subcommissies wordt er vanuit de Raad zo’n twintigmaal per jaar vergaderd.
De Raad blijkt cruciaal voor integratie van beleid, het tegengaan van verkokering, en het leggen van accenten. Het bestaan van deze twee coördinatiemechanismen heeft in Finland een belangrijke rol gespeeld bij het in gang zetten van het transformatieproces.
Problemen die op de agenda van de Finse Raad stonden, komen redelijk overeen met de problemen die momenteel in Nederland aan de orde zijn. De belangrijkste zijn: verbeteren van de macro-economische condities voor innovatie; een verbeterde relatie tussen bedrijfsleven en universiteiten; tegengaan van versnippering in het onderwijs en het onderzoek; het opzetten van clusters. Voor de Nederlandse situatie zouden tevens een aantal thema’s gelden zoals innovatie en duurzame ontwikkeling, innovatie in het verkeer en vervoer, innovatie in de gezondheidszorg.
Het stimuleren van innovatie moet een topprioriteit van het nieuwe kabinet worden. De economie wordt steeds afhankelijker van innovatie. Het is zorgwekkend te constateren dat diverse internationale vergelijkingen er op duiden dat het innovatievermogen van de Nederlandse economie afneemt. Dat is een ontwikkeling die moet worden gekeerd. Dat vereist een langdurig commitment van politiek, overheid, bedrijfsleven, kennisinstellingen en burgers.
Beter dan grote sommen geld - die er toch niet zijn - te alloceren voor de uitbreiding van het oude systeem, zou in de nieuwe kabinetsperiode een Raad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie naar Fins model moeten worden opgezet.
Link naar reactie
Aanbevolen berichten
1 antwoord op deze vraag