Hallo Joost,
Rekening houdende met jouw opmerkingen zou het artikel er dan zo uit moeten zien?
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Verklaren mitsdien te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
Partij 1 kent toe aan partij 2 een recht op periodieke uitkeringen (stamrecht), ingaande uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin partij 2 de leeftijd van 65 jaar bereikt, en eindigende bij diens overlijden.
Bij (voor-)overlijden van partij 2 zal het stamrecht voor 100% overgaan op diens echt-genote dan wel geregistreerd partner, dan wel, vanaf het overlijden van diens echtgenote dan wel geregistreerd partner, aan de minderjarige kinderen van partij 2, ieder afzonder-lijk, tot aan het tijdstip waarop zij de leeftijd van 30 jaar bereiken of hun eerder overlij-den.
Artikel 2
a. De op ingangsdatum van de periodieke uitkeringen beschikbare som zal als volgt worden vastgesteld:
Het ontvangen bedrag van de schadeloosstelling wordt verminderd met een eenma-lige kosten- en winstopslag van vijf procent (5 %) met een maximum van twintig-duizend euro (€ 20.000,00);
De hoogte van de in artikel 1 bedoelde periodieke uitkeringen zal worden bepaald op grond van actuariële berekeningen, uitgaande van de in de aanhef vermelde waarde verminderd met de eenmalige kosten- en winstopslag, per datum heden, en waarbij gedurende de looptijd een rekenrente wordt gehanteerd van vijf procent (5 %). De waarde van de beleggingen wordt jaarlijks verminderd met een administra-tievergoeding voor partij 1. De administratievergoeding bedraagt 0,5% van de waarde van de beleggingen ultimo het jaar.
b. Op de ingangsdatum van de periodieke uitkeringen wordt de beschikbare som van onderdeel a omgezet in een periodieke uitkering op basis van tarieven die op grond van de Wet op het financieel toezicht toegelaten levensverzekeraars op dat moment hanteren voor dergelijke uitkeringen.
c. Partij 2 heeft te allen tijde het recht de aanspraken ingevolge het stamrecht onder te brengen bij een door die gerechtigde aan te wijzen verzekeraar tegen overdracht door partij 1 van het resterende stamrechtkapitaal. Na het overlijden van partij 2 hebben de opvolgende gerechtigden hetzelfde recht op de ingangsdatum van hun uitkeringen.
De verzekeraar dient de verplichting voor de heffing van de vennootschapsbelasting tot het binnenlands ondernemingsvermogen te rekenen. Voorts dient de overdracht te voldoen aan de eisen van de artikelen 19a en 19b van de Wet op de loonbelasting 1964.
d. Partij 2 heeft te allen tijde het recht om het op de voet van deze overeenkomst vast-gestelde recht op periodieke uitkeringen om te zetten in een ander zodanig recht. Na het overlijden van partij 2 hebben de opvolgende gerechtigden hetzelfde recht. Voorwaarde is in alle gevallen dat het nieuwe recht onverkort voldoet aan de bepa-lingen van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 3
De in artikel 1 bedoelde uitkeringen zullen bij achterafbetaling per maand worden vol-daan, uiterlijk voor het eerst op de eerste dag van de maand volgend op de maand waar-in partij 2 de leeftijd van 65 jaar bereikt.
Bij aanvang van de uitkeringen zullen deze tijdsevenredig worden berekend.
Artikel 4
Partij 1 verklaart als binnenlands belastingplichtige aan de vennootschapsbelasting te zijn onderworpen en rekent het stamrecht geheel tot haar binnenlandse ondernemings-vermogen.
Artikel 5
Het stamrecht kan niet worden beleend, verpand, vervreemd of afgekocht.
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Ik verneem graag je reactie op deze lap tekst.
Bij voorbaat dank,
Albert