Als een DGA pensioen opbouwt in eigen beheer gelden complexe spelregels, onder meer als de DGA besluit om zijn pensioen van BV (A) naar BV (B) over te hevelen. De uitgangspunten waarop de BV’s moeten waarderen, verschillen onderling en wringen met de financiële werkelijkheid van vandaag de dag. En dus proberen DGA’s om de regels te veranderen of creatief te interpreteren. Soms tot aan de Hoge Raad aan toe.
In deze casus krijgt de DGA deels gelijk, maar grotendeels niet. Lees je mee?
De casus
Het is 2005. Een DGA besluit zijn pensioenvoorziening over te hevelen van BV (A) naar BV (B). Het betreft een pensioenregeling die waarde- of welvaartsvast wordt gehouden. Dit is de meest voorkomende pensioenregeling bij DGA’s die ‘eigen beheer’ voeren.
Het pensioen heeft in BV (A) een ‘commerciële waarde’ van € 1.903.753. Je zou dit de ‘echte’ waarde van het pensioen kunnen noemen op basis van de werkelijke marktrente.
Als BV (A) dit bedrag in aftrek brengt als koopsom voor de overdracht naar BV (B), corrigeert de Belastinginspecteur het bedrag. Hierna wordt uitgelegd waarom hij dat deed.
Geen aftrek indexatielasten
De Belastinginspecteur baseert zijn correctie onder meer op het feit dat je wettelijk voor het bepalen van de winst van jaar X de lasten buiten beschouwing moet laten die verband houden met toekomstige prijs- en loonwijzigingen, ook al zouden die lasten in jaar X al bekend zijn. Op grond hiervan kunnen kosten voor het waarde- of welvaartsvast houden (de ‘indexatie’) niet op voorhand in aftrek worden genomen. De indexaties vinden immers in de toekomst plaats.
In hoger beroep en in cassatie stelt de rechtbank respectievelijk de Hoge Raad de Belastingdienst in het gelijk. De aftrek wordt met € 539.635 verminderd.
Rekenrente bij overdragende partij op markttarief
BV (A) had als ‘goed koopman’ de actuele rekenrente van (toen) 3,23% gebruikt. De 4% rekenrente die de Inspecteur verlangde, is alleen bedoeld voor bepaling van de fiscale waarde van het pensioen door (ontvangende) BV (B). Op dit punt kreeg de DGA gelijk.
Rekenrente bij ontvangende partij op 4%
BV (B) heeft de ontvangen koopsom van 1,9 miljoen tevens gebruikt als fiscale waardering van de pensioenverplichting. BV (B) verdedigde dat dit, net als bij BV (A), een ‘goed koopmansgebruik’ was.
De wet gaat echter voor de ontvangende BV uit van 4%. Hierdoor is de fiscale aftrekbare koopsom voor BV (B) lager dan de ontvangen koopsom.
Voor BV (B) werd op grond deze wettelijke regel de fiscale waardering gecorrigeerd.
Conclusie
Ondanks het feit dat het financiële klimaat is veranderd en 4% rekenrente voorlopig structureel niet meer haalbaar lijkt, blijft deze rekenrente dus een belangrijk uitgangspunt voor de fiscale waardering. Het is, om wettelijke redenen, als in beton gegoten.
Daarnaast is er de complexiteit over het waarderen van de indexatie, welke niet in één keer in aftrek mag worden gebracht.
Onder meer dit verklaart waarom de staatssecretaris geen heil meer ziet in dit complexe systeem en werkt aan een nieuw eenvoudiger systeem dat naar verwachting niet meer in 2016, maar in 2017 ingaat.
Zie jij kansen voor je onderneming/bedrijf in het buitenland? Met RVO onderneem je verder.
Kijk wat onze kennis, contacten en financiële mogelijkheden voor jou kunnen betekenen.
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Wim Schreuder
Wim Schreuder
Als een DGA pensioen opbouwt in eigen beheer gelden complexe spelregels, onder meer als de DGA besluit om zijn pensioen van BV (A) naar BV (B) over te hevelen. De uitgangspunten waarop de BV’s moeten waarderen, verschillen onderling en wringen met de financiële werkelijkheid van vandaag de dag. En dus proberen DGA’s om de regels te veranderen of creatief te interpreteren. Soms tot aan de Hoge Raad aan toe.
In deze casus krijgt de DGA deels gelijk, maar grotendeels niet. Lees je mee?
De casus
Het is 2005. Een DGA besluit zijn pensioenvoorziening over te hevelen van BV (A) naar BV (B). Het betreft een pensioenregeling die waarde- of welvaartsvast wordt gehouden. Dit is de meest voorkomende pensioenregeling bij DGA’s die ‘eigen beheer’ voeren.
Het pensioen heeft in BV (A) een ‘commerciële waarde’ van € 1.903.753. Je zou dit de ‘echte’ waarde van het pensioen kunnen noemen op basis van de werkelijke marktrente.
Als BV (A) dit bedrag in aftrek brengt als koopsom voor de overdracht naar BV (B), corrigeert de Belastinginspecteur het bedrag. Hierna wordt uitgelegd waarom hij dat deed.
Geen aftrek indexatielasten
De Belastinginspecteur baseert zijn correctie onder meer op het feit dat je wettelijk voor het bepalen van de winst van jaar X de lasten buiten beschouwing moet laten die verband houden met toekomstige prijs- en loonwijzigingen, ook al zouden die lasten in jaar X al bekend zijn. Op grond hiervan kunnen kosten voor het waarde- of welvaartsvast houden (de ‘indexatie’) niet op voorhand in aftrek worden genomen. De indexaties vinden immers in de toekomst plaats.
In hoger beroep en in cassatie stelt de rechtbank respectievelijk de Hoge Raad de Belastingdienst in het gelijk. De aftrek wordt met € 539.635 verminderd.
Rekenrente bij overdragende partij op markttarief
BV (A) had als ‘goed koopman’ de actuele rekenrente van (toen) 3,23% gebruikt. De 4% rekenrente die de Inspecteur verlangde, is alleen bedoeld voor bepaling van de fiscale waarde van het pensioen door (ontvangende) BV (B). Op dit punt kreeg de DGA gelijk.
Rekenrente bij ontvangende partij op 4%
BV (B) heeft de ontvangen koopsom van 1,9 miljoen tevens gebruikt als fiscale waardering van de pensioenverplichting. BV (B) verdedigde dat dit, net als bij BV (A), een ‘goed koopmansgebruik’ was.
De wet gaat echter voor de ontvangende BV uit van 4%. Hierdoor is de fiscale aftrekbare koopsom voor BV (B) lager dan de ontvangen koopsom.
Voor BV (B) werd op grond deze wettelijke regel de fiscale waardering gecorrigeerd.
Conclusie
Ondanks het feit dat het financiële klimaat is veranderd en 4% rekenrente voorlopig structureel niet meer haalbaar lijkt, blijft deze rekenrente dus een belangrijk uitgangspunt voor de fiscale waardering. Het is, om wettelijke redenen, als in beton gegoten.
Daarnaast is er de complexiteit over het waarderen van de indexatie, welke niet in één keer in aftrek mag worden gebracht.
Onder meer dit verklaart waarom de staatssecretaris geen heil meer ziet in dit complexe systeem en werkt aan een nieuw eenvoudiger systeem dat naar verwachting niet meer in 2016, maar in 2017 ingaat.
Wim Schreuder, registerpensioenadviseur
www.hls-pensioen.nl
Link naar reactie
https://www.higherlevel.nl/forums/topic/50984-rekenrente-en-indexatie-bij-pensioenoverdracht-dga/Delen op andere sites
Aanbevolen berichten
3 antwoorden op deze vraag