Ik zit met het volgende kwestie en kan een goed advies wel gebruiken!
Ik heb de kwestie voor het gemak even in een casus weergegeven.
Bij de juridische fusie tussen BV A en BV B zal een nieuwe rechtspersoon BV D worden opgericht die het vermogen van de verdwijnende vennootschappen BV A en BV B onder algemene titel zal verkrijgen. Het bestuur van BV D zal gaan bestaan uit 7 personen: 3 bestuurders A, 3 bestuurders B en 1 bestuurder C . Bestuurders A zullen door de ava worden benoemd uit een door de houders van aandelen A opgestelde bindende voordracht, terwijl bestuurders B zullen worden benoemd uit een door de houders van aandelen B opgestelde bindende voordracht.
Bestuurder C neemt een “neutrale” positie in, dat wil zeggen wordt niet benoemd op grond van een bindende voordracht van de “bloedgroepen A of B”. De wens bestaat om aan bestuurder C een bijzondere positie te geven in die zin dat hij een grotere invloed dan zijn mede-bestuurders heeft waar het de besluitvorming van het bestuur betreft.
Zou iemand kunnen aangeven in hoeverre het mogelijk is om aan bestuurder C een dergelijke bijzondere positie te verschaffen?