Ik heb het niet over de vrijstelling voor ANBI of SBBI, maar over de vrijstelling voor zorgverleners: Ik heb ergens een fiscaal stuk gelezen waarin gesproken wordt over die vrijstelling... Ja gevonden:
Verpleging- en verzorgingshuizen zijn over het algemeen stichtingen. Een stichting is alleen onderworpen aan vennootschapsbelasting indien en voor zover een onderneming wordt gedreven, waaronder de fiscus verstaat: een duurzame organisatie van arbeid en kapitaal met een winststreven. Verpleging- verzorgingshuizen zijn duurzame organisaties van arbeid en kapitaal, maar mogen op grond van de Wet toelating zorginstellingen geen winst beogen. Als echter regelmatig overschotten worden behaald, wordt fiscaal een winststreven aanwezig geacht.
Onder een onderneming verstaat de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ook een uiterlijk daarmee overeenkomende werkzaamheid waarmee in concurrentie wordt getreden met ‘echte’ ondernemers als eenmanszaken en besloten vennootschappen. Een stichting kan dus onderworpen zijn aan vennootschapsbelasting, maar voor zorginstellingen kent deze wet een specifieke vrijstelling, waarmee het genoemde concurrentiecriterium feitelijk wordt ingevuld. Instellingen van weldadigheid of van algemeen nut die uitsluitend of nagenoeg uitsluitend werkzaamheden verrichten die bestaan uit de genezing of verpleging van zieken, kraamvrouwen of gebrekkigen zijn als lichaam, dus als stichting in beginsel vrijgesteld van vennootschapsbelasting. Zorginstellingen hebben dus beperkte ruimte om commerciële werkzaamheden te verrichten: als die werkzaamheden meer omvatten dan 10% (dat is meer dan nagenoeg uitsluitend) van alle werkzaamheden van de stichting vervalt de vrijstelling. De vraag is dus of deze extra diensten vallen onder het genezen of verplegen van zieken, kraamvrouwen of gebrekkigen. Als dat het geval is komt de vrijstelling niet in gevaar. Maar als sprake is van niet-zorg werkzaamheden moet de zorginstelling toetsen of haar totale niet-zorgwerkzaamheden meer omvatten dan 10% van haar totale werkzaamheden. Zo ja, dan vervalt de vrijstelling.
Noch in de Wet op de vennootschapsbelasting, noch in de jurisprudentie zijn aanknopingspunten te vinden voor de vraag of onder ‘zorg’ alleen de verzekerde zorg valt of dat daar ook diensten onder kunnen vallen die door een zorginstelling in het verlengde van haar zorgdiensten tegen betaling aan haar cliënten worden aangeboden. We nemen aan dat de Belastingdienst de wet zo zal uitleggen dat daar alleen de verzekerde zorg onder valt en dat de genoemde extra service tot de commerciële werkzaamheden wordt gerekend. Vanzelfsprekend zijn er argumenten om de extra service tot de eigenlijke zorgwerkzaamheden te rekenen: alleen aan in de instelling verblijvende cliënten wordt de service aangeboden en bovendien kan men zich afvragen of in concurrentie wordt getreden met het particuliere bedrijfsleven. Niettemin menen we dat de zorginstellingen die deze extra service tegen betaling aanbieden nog eens goed moeten kijken wat het aandeel is van deze werkzaamheden, eventueel samen met andere commerciële werkzaamheden, ten opzichte van hun totale werkzaamheden. De Wet op de vennootschapsbelasting biedt een zorginstelling overigens nog mogelijkheden belastingheffing over hun commerciële werkzaamheden te voorkomen door deze onder te brengen in een apart lichaam