De uitbreiding van Europa naar het Oosten wordt veelal bekeken vanuit het perspectief van stabiliteit en solidariteit. De braindrain van Oost naar West doet echter vermoeden dat de op kennis gebaseerde economie van het Westen door Oost-Europese landen mede mogelijk wordt gemaakt. Dus rijst de vraag: wie helpt nu eigenlijk wie?
De nieuw toetredende landen tot de Europese Unie baseren hun concurrentiepositie vooralsnog op het lage niveau van hun lonen. Lage kosten betekenen exportkansen in West-Europa. Veelal worden agrarische producten geëxporteerd. Gelijktijdig worden, als gevolg van de lagen lonen, productielocaties van West naar Oost verplaatst. Export van agrarische producten wordt echter bemoeilijkt door het moeten voldoen aan eisen van voedselveiligheid. Veel van de structuren in Oost-Europa zijn hier nog niet op ingesteld. Bovendien worden de benodigde centrale structuren met achterdocht bezien vanwege de slechte ervaringen daarmee in het verleden.
Zo is de productie- en distributiestructuur voor agrarische producten in Bulgarije niet optimaal. Veel van de collectieve boerderijen zijn aan de oorspronkelijke eigenaren teruggegeven, maar worden voor een deel niet in productie gebracht. Tussen percelen gecultiveerd land liggen legio percelen braak.
Desalniettemin exporteert een land als Bulgarije naast producten van de chemische industrie, appels, jams en wijn. In Polen is inmiddels een deel van de productie van gloeilampen van Philips ondergebracht.
Het comparatief voordeel van lage lonen zal nog wel geruime tijd voortduren, doch op wat langere termijn zijn er toch weer elders in de wereld landen waar goedkoper kan worden geproduceerd. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de nieuw toetredende landen door de Europese Unie worden gestimuleerd tot het voeren van een innovatiebeleid. Wetende hoe lang het duurt om een dergelijk beleid tot ontwikkeling te brengen, kun je er niet vroeg genoeg mee beginnen. Kortom ‘op weg naar een innovatie gedreven economie’ om in termen van Michael Porter te spreken.
Voordeel van de meeste toetredende landen is dat zij traditioneel veel aandacht schonken aan onderwijs en dat in een aantal van de landen de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanning op hoog niveau stond, zowel kwalitatief als kwantitatief. Bovendien bestond er in het samenwerkingsverband Comecon ook op het gebied van onderzoek en ontwikkeling zwaartepuntvorming en specialisatie.
Zo werd er in Bulgarije in 1989 2,5 procent van het bnp geïnvesteerd in R&D, waarbij het accent lag op micro-elektronica. Het Bulgaarse schoolsysteem behoorde tot de beste ter wereld. Nu nog haalt het voortgezet onderwijs een vijfde plaats op het gebied van de bètawetenschappen en een elfde plaats op het gebied van de wiskunde (rankings van Wereldbank en The Economist). Bulgaren horen tot de besten in internationale IQ-testen. Als emigranten staan zij op de tweede plaats in de Amerikaanse scholistic achievement tests (vergelijkbaar met toelatingsexamen voor universiteiten).
Veel Bulgaars intellect heeft na 1989 de wijk naar het buitenland genomen. De Comecon viel uit elkaar en het land verarmde. Mede daardoor viel het R&D-volume terug van 2,5 naar nu 0,5 procent van het bnp. Uitgedrukt in het aantal wetenschappers daalde het R&D-volume van 120.000 naar 20.000. Een geweldige braindrain vond plaats. Het is wel zo dat buitenlandse hightechbedrijven zich vestigden in het voormalig Oost-Europa, zoals bijvoorbeeld Nokia met een onderzoekscentrum van 2000 personeelsleden, doch de omvang is zo gering dat dit de braindrain bij benadering niet kan stoppen.
De landen waarheen de hoog opgeleiden trokken, waren vooral de VS en Duitsland. Verder heeft de uitrusting van de universiteiten in vooral de technische vakken geen gelijke tred kunnen houden met die in het Westen. Dat belemmert de samenwerking met universiteiten in het Westen. Wel worden in een aantal gebieden onderzoeksactiviteiten van hoog niveau uitgevoerd. In Bulgarije bijvoorbeeld op het gebied van genomics. Het maatschappelijk nut van deze activiteiten kan voor een land als Bulgarije, door het gebrek aan toepassingen, in twijfel worden getrokken. De consequentie daarvan is dat er van de 180 afgestudeerden op het gebied van genomics er 120 naar het buitenland zijn vertrokken; de meesten naar de VS.
Het lidmaatschap van Bulgarije kost de andere lidstaten geld. Naast redenen van Europese solidariteit, stabiliteit en marktvergroting blijkt in de praktijk een onverwacht aspect van invloed; de export van Oost-Europese wetenschappers naar het Westen. Voor de opbouw van landen als Polen en Bulgarije is het van belang dat zij zich versneld economisch ontwikkelen; de lage lonen en toetreding tot de EU zullen dit proces versnellen. De braindrain van wetenschappers naar het Westen is op korte termijn hulpvaardig voor de opbouw van de kenniseconomie van het Westen. De ervaring in de VS dat de helft van de buitenlandse promovendi niet naar het land van herkomst terugkeert, blijkt ook in Nederland het geval te zijn. Op de langere termijn zal het de economische ontwikkeling van Oost-Europese landen kunnen frustreren.
Landen als Bulgarije profiteren momenteel van een groot aantal hulpprogramma’s van zowel de Europese Unie als van individuele lidstaten, waaronder Nederland. Westerse landen profiteren van de export van wetenschappers naar het Westen. Wie helpt wie eigenlijk?
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Gast zrski
Gast zrski
De uitbreiding van Europa naar het Oosten wordt veelal bekeken vanuit het perspectief van stabiliteit en solidariteit. De braindrain van Oost naar West doet echter vermoeden dat de op kennis gebaseerde economie van het Westen door Oost-Europese landen mede mogelijk wordt gemaakt. Dus rijst de vraag: wie helpt nu eigenlijk wie?
De nieuw toetredende landen tot de Europese Unie baseren hun concurrentiepositie vooralsnog op het lage niveau van hun lonen. Lage kosten betekenen exportkansen in West-Europa. Veelal worden agrarische producten geëxporteerd. Gelijktijdig worden, als gevolg van de lagen lonen, productielocaties van West naar Oost verplaatst. Export van agrarische producten wordt echter bemoeilijkt door het moeten voldoen aan eisen van voedselveiligheid. Veel van de structuren in Oost-Europa zijn hier nog niet op ingesteld. Bovendien worden de benodigde centrale structuren met achterdocht bezien vanwege de slechte ervaringen daarmee in het verleden.
Zo is de productie- en distributiestructuur voor agrarische producten in Bulgarije niet optimaal. Veel van de collectieve boerderijen zijn aan de oorspronkelijke eigenaren teruggegeven, maar worden voor een deel niet in productie gebracht. Tussen percelen gecultiveerd land liggen legio percelen braak.
Desalniettemin exporteert een land als Bulgarije naast producten van de chemische industrie, appels, jams en wijn. In Polen is inmiddels een deel van de productie van gloeilampen van Philips ondergebracht.
Het comparatief voordeel van lage lonen zal nog wel geruime tijd voortduren, doch op wat langere termijn zijn er toch weer elders in de wereld landen waar goedkoper kan worden geproduceerd. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat de nieuw toetredende landen door de Europese Unie worden gestimuleerd tot het voeren van een innovatiebeleid. Wetende hoe lang het duurt om een dergelijk beleid tot ontwikkeling te brengen, kun je er niet vroeg genoeg mee beginnen. Kortom ‘op weg naar een innovatie gedreven economie’ om in termen van Michael Porter te spreken.
Voordeel van de meeste toetredende landen is dat zij traditioneel veel aandacht schonken aan onderwijs en dat in een aantal van de landen de onderzoeks- en ontwikkelingsinspanning op hoog niveau stond, zowel kwalitatief als kwantitatief. Bovendien bestond er in het samenwerkingsverband Comecon ook op het gebied van onderzoek en ontwikkeling zwaartepuntvorming en specialisatie.
Zo werd er in Bulgarije in 1989 2,5 procent van het bnp geïnvesteerd in R&D, waarbij het accent lag op micro-elektronica. Het Bulgaarse schoolsysteem behoorde tot de beste ter wereld. Nu nog haalt het voortgezet onderwijs een vijfde plaats op het gebied van de bètawetenschappen en een elfde plaats op het gebied van de wiskunde (rankings van Wereldbank en The Economist). Bulgaren horen tot de besten in internationale IQ-testen. Als emigranten staan zij op de tweede plaats in de Amerikaanse scholistic achievement tests (vergelijkbaar met toelatingsexamen voor universiteiten).
Veel Bulgaars intellect heeft na 1989 de wijk naar het buitenland genomen. De Comecon viel uit elkaar en het land verarmde. Mede daardoor viel het R&D-volume terug van 2,5 naar nu 0,5 procent van het bnp. Uitgedrukt in het aantal wetenschappers daalde het R&D-volume van 120.000 naar 20.000. Een geweldige braindrain vond plaats. Het is wel zo dat buitenlandse hightechbedrijven zich vestigden in het voormalig Oost-Europa, zoals bijvoorbeeld Nokia met een onderzoekscentrum van 2000 personeelsleden, doch de omvang is zo gering dat dit de braindrain bij benadering niet kan stoppen.
De landen waarheen de hoog opgeleiden trokken, waren vooral de VS en Duitsland. Verder heeft de uitrusting van de universiteiten in vooral de technische vakken geen gelijke tred kunnen houden met die in het Westen. Dat belemmert de samenwerking met universiteiten in het Westen. Wel worden in een aantal gebieden onderzoeksactiviteiten van hoog niveau uitgevoerd. In Bulgarije bijvoorbeeld op het gebied van genomics. Het maatschappelijk nut van deze activiteiten kan voor een land als Bulgarije, door het gebrek aan toepassingen, in twijfel worden getrokken. De consequentie daarvan is dat er van de 180 afgestudeerden op het gebied van genomics er 120 naar het buitenland zijn vertrokken; de meesten naar de VS.
Het lidmaatschap van Bulgarije kost de andere lidstaten geld. Naast redenen van Europese solidariteit, stabiliteit en marktvergroting blijkt in de praktijk een onverwacht aspect van invloed; de export van Oost-Europese wetenschappers naar het Westen. Voor de opbouw van landen als Polen en Bulgarije is het van belang dat zij zich versneld economisch ontwikkelen; de lage lonen en toetreding tot de EU zullen dit proces versnellen. De braindrain van wetenschappers naar het Westen is op korte termijn hulpvaardig voor de opbouw van de kenniseconomie van het Westen. De ervaring in de VS dat de helft van de buitenlandse promovendi niet naar het land van herkomst terugkeert, blijkt ook in Nederland het geval te zijn. Op de langere termijn zal het de economische ontwikkeling van Oost-Europese landen kunnen frustreren.
Landen als Bulgarije profiteren momenteel van een groot aantal hulpprogramma’s van zowel de Europese Unie als van individuele lidstaten, waaronder Nederland. Westerse landen profiteren van de export van wetenschappers naar het Westen. Wie helpt wie eigenlijk?
Link naar reactie
Aanbevolen berichten
2 antwoorden op deze vraag