Dit artikel (van de site van EZ) laat in duidelijkheid niets te wensen over.
Groeten,
Nils
Drie ontbrekende schakels frustreren kenniseconomie
Ter zake van de kenniseconomie ontbreekt het Nederland aan politiek leiderschap, aanbod van durfkapitaal en effectieve steun aan technostarters, meent Gerard van Beynum
Drie ontbrekende schakels frustreren kenniseconomie
(Financieel Dagblad, 6/11/2002)
Het besef dat de ontwikkeling van een kenniseconomie essentieel is voor het economisch overleven van Nederland op de langere termijn wint gelukkig terrein. In deze krant leeft het thema sterk. Drie essentiële randvoorwaarden ontbreken echter, waardoor dreigt dat Nederland zijn hoge ambities niet waar gaat maken. Met het huidige gebrek aan politiek leiderschap, een te laag niveau van research & development-investeringen (r&d) in midden- en kleinbedrijf en een gebrek aan hoogrisiconemend kapitaal lijkt de kenniseconomie een mission impossible.
De ambities van Nederland zijn niet gering. Tijdens topontmoetingen in Lissabon en Barcelona hebben de Europese leiders uitgesproken dat de EU in 2010 de meest dynamische kenniseconomie ter wereld moet zijn. De toenmalige Nederlandse regering meldde daarnaast binnen Europa tot de koplopers te willen behoren. Niet alleen moet Europa forse achterstand op de VS inlopen, binnen Europa moet Nederland daarom veel sneller voorwaarts dan nu.
Eén ontbrekende schakel voor de Nederlandse kenniseconomieambitie is het ontbreken van visie en politiek leiderschap. Het ministerie van Economische Zaken organiseert wel de discussie over de kenniseconomie en betrekt daarbij zoveel mogelijk spelers uit het veld, maar het is onduidelijk of die stimulerende rol door de andere ministeries wordt ondersteund.
Ook is de vraag wie de coördinatie van het onderwerp verder op zich neemt; de minister-president of de minister van EZ? Tot op heden hebben we de regering niet kunnen betrappen op het structureel agenderen van het thema kenniseconomie. In de tweede helft van 2004 is Nederland voorzitter van de Europese Unie; voor de regering dé kans om duidelijk te maken, dat Nederland de Lissabon/Barcelona-ambities serieus neemt.Een uitwerking van de Europese ambities is de doelstelling om de r&d-uitgaven te verhogen van 2 procent van het bbp naar 3 procent, vergelijkbaar met leidende kenniseconomieën als de VS en Japan. In Nederland steekt de overheidsbijdrage positief af bij vergelijkbare landen. In het streven naar 3 procent is de hoofdrol dan ook weggelegd voor het bedrijfsleven.
Maar is het realistisch te verwachten dat dat bedrijfsleven de komende tien jaar zijn investeringen in r&d minstens verdubbelt? Ik denk van niet. In 1999 investeerden Nederlandse ondernemingen vier miljard euro aan r&d in ons land. Een verdubbeling betekent dus extra investeringen van vier miljard euro.
Die vier miljard euro blijkt overigens voor bijna driekwart afkomstig van de grootste tien bedrijven. In landen waar de drie procent al wordt gehaald, neemt de toptien slechts dertig tot veertig procent voor haar rekening. Daarmee wordt het Nederlandse probleem snel duidelijk. We hebben gelukkig een overheid en een aantal multinationals die aanzienlijk investeren, maar wij missen een sector met groeiende, middelgrote bedrijven, de technostarters, die jaarlijks de ontbrekende vier miljard euro kunnen investeren. Een tweede ontbrekende schakel.
Hoe gaan we deze ontbrekende schakel te lijf? Drie benaderingen zijn denkbaar. De eerste is innovatiebevordering in het huidige mkb. Gelet op het tamelijk geringe succes van dergelijk beleid tot nu toe, lijkt het nut hiervan gering.
Een tweede benadering is het acquireren van buitenlandse kennisintensieve bedrijven. Deze benadering had in het verleden wisselend succes. Knelpunten zijn het niet altijd aantrekkelijke Nederlandse vestigingsklimaat en de grote concurrentie van landen die eveneens een kenniseconomie nastreven.
Blijft over het van de grond af opbouwen van de sector door een krachtig, structureel startersbeleid, bijvoorbeeld met initiatieven als Twinning, Dreamstart en Biopartner. Het geld dat de overheid hiervoor heeft gereserveerd - honderd miljoen euro - steekt echter schril af tegen de vier miljard die de uit deze initiatieven voortkomende bedrijven over tien jaar moeten bijdragen. Verdeelt de overheid de totale investering in r&d wel verstandig over publieke kennisinfrastructuur, bestaande bedrijven en technostarter-initiatieven? Ik vind van niet.
Dat brengt ons bij de derde ontbrekende schakel. In landen waar het uitbouwen van de technostartersector succesvol verloopt, valt op dat naast de klassieke geldstromen - overheidssubsidie en kasstroom van het bedrijfsleven - een derde geldstroom ontstaat van durfkapitalisten; actoren die aanzienlijke financiële middelen durven te investeren in jonge, verlieslatende en risicovolle bedrijven. De continue be- schikbaarheid van hoogrisiconemend kapitaal is in ons land een grote zorg.
Durfkapitalisten stellen vaak dat het Nederland ontbreekt aan voldoende goede ideeën om nieuwe bedrijven op te richten of aan voldoende goede ondernemers om die bedrijven te leiden. Anderen stellen dat die goede ideeën er wel zijn, maar dat het ontbreekt aan voldoende durfkapitaal om die ideeën economisch te vertalen. Met die patstelling maakt Nederland zijn ambities nooit waar. In de meeste discussies die over de kenniseconomie worden gevoerd, wordt de stem van de derde financieringsstroom tot op heden nauwelijks gehoord. Zonder hun actieve betrokkenheid bij discussie en beleidsvorming, wordt de kenniseconomie een mission impossible.
Prof. dr G. A. van Beynum is voorzitter stimuleringsfonds BioPartner en oud-bestuurslid Pharming .
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Nils de Witte
Nils de Witte
Dit artikel (van de site van EZ) laat in duidelijkheid niets te wensen over.
Groeten,
Nils
Drie ontbrekende schakels frustreren kenniseconomie
Ter zake van de kenniseconomie ontbreekt het Nederland aan politiek leiderschap, aanbod van durfkapitaal en effectieve steun aan technostarters, meent Gerard van Beynum
Drie ontbrekende schakels frustreren kenniseconomie
(Financieel Dagblad, 6/11/2002)
Het besef dat de ontwikkeling van een kenniseconomie essentieel is voor het economisch overleven van Nederland op de langere termijn wint gelukkig terrein. In deze krant leeft het thema sterk. Drie essentiële randvoorwaarden ontbreken echter, waardoor dreigt dat Nederland zijn hoge ambities niet waar gaat maken. Met het huidige gebrek aan politiek leiderschap, een te laag niveau van research & development-investeringen (r&d) in midden- en kleinbedrijf en een gebrek aan hoogrisiconemend kapitaal lijkt de kenniseconomie een mission impossible.
De ambities van Nederland zijn niet gering. Tijdens topontmoetingen in Lissabon en Barcelona hebben de Europese leiders uitgesproken dat de EU in 2010 de meest dynamische kenniseconomie ter wereld moet zijn. De toenmalige Nederlandse regering meldde daarnaast binnen Europa tot de koplopers te willen behoren. Niet alleen moet Europa forse achterstand op de VS inlopen, binnen Europa moet Nederland daarom veel sneller voorwaarts dan nu.
Eén ontbrekende schakel voor de Nederlandse kenniseconomieambitie is het ontbreken van visie en politiek leiderschap. Het ministerie van Economische Zaken organiseert wel de discussie over de kenniseconomie en betrekt daarbij zoveel mogelijk spelers uit het veld, maar het is onduidelijk of die stimulerende rol door de andere ministeries wordt ondersteund.
Ook is de vraag wie de coördinatie van het onderwerp verder op zich neemt; de minister-president of de minister van EZ? Tot op heden hebben we de regering niet kunnen betrappen op het structureel agenderen van het thema kenniseconomie. In de tweede helft van 2004 is Nederland voorzitter van de Europese Unie; voor de regering dé kans om duidelijk te maken, dat Nederland de Lissabon/Barcelona-ambities serieus neemt.Een uitwerking van de Europese ambities is de doelstelling om de r&d-uitgaven te verhogen van 2 procent van het bbp naar 3 procent, vergelijkbaar met leidende kenniseconomieën als de VS en Japan. In Nederland steekt de overheidsbijdrage positief af bij vergelijkbare landen. In het streven naar 3 procent is de hoofdrol dan ook weggelegd voor het bedrijfsleven.
Maar is het realistisch te verwachten dat dat bedrijfsleven de komende tien jaar zijn investeringen in r&d minstens verdubbelt? Ik denk van niet. In 1999 investeerden Nederlandse ondernemingen vier miljard euro aan r&d in ons land. Een verdubbeling betekent dus extra investeringen van vier miljard euro.
Die vier miljard euro blijkt overigens voor bijna driekwart afkomstig van de grootste tien bedrijven. In landen waar de drie procent al wordt gehaald, neemt de toptien slechts dertig tot veertig procent voor haar rekening. Daarmee wordt het Nederlandse probleem snel duidelijk. We hebben gelukkig een overheid en een aantal multinationals die aanzienlijk investeren, maar wij missen een sector met groeiende, middelgrote bedrijven, de technostarters, die jaarlijks de ontbrekende vier miljard euro kunnen investeren. Een tweede ontbrekende schakel.
Hoe gaan we deze ontbrekende schakel te lijf? Drie benaderingen zijn denkbaar. De eerste is innovatiebevordering in het huidige mkb. Gelet op het tamelijk geringe succes van dergelijk beleid tot nu toe, lijkt het nut hiervan gering.
Een tweede benadering is het acquireren van buitenlandse kennisintensieve bedrijven. Deze benadering had in het verleden wisselend succes. Knelpunten zijn het niet altijd aantrekkelijke Nederlandse vestigingsklimaat en de grote concurrentie van landen die eveneens een kenniseconomie nastreven.
Blijft over het van de grond af opbouwen van de sector door een krachtig, structureel startersbeleid, bijvoorbeeld met initiatieven als Twinning, Dreamstart en Biopartner. Het geld dat de overheid hiervoor heeft gereserveerd - honderd miljoen euro - steekt echter schril af tegen de vier miljard die de uit deze initiatieven voortkomende bedrijven over tien jaar moeten bijdragen. Verdeelt de overheid de totale investering in r&d wel verstandig over publieke kennisinfrastructuur, bestaande bedrijven en technostarter-initiatieven? Ik vind van niet.
Dat brengt ons bij de derde ontbrekende schakel. In landen waar het uitbouwen van de technostartersector succesvol verloopt, valt op dat naast de klassieke geldstromen - overheidssubsidie en kasstroom van het bedrijfsleven - een derde geldstroom ontstaat van durfkapitalisten; actoren die aanzienlijke financiële middelen durven te investeren in jonge, verlieslatende en risicovolle bedrijven. De continue be- schikbaarheid van hoogrisiconemend kapitaal is in ons land een grote zorg.
Durfkapitalisten stellen vaak dat het Nederland ontbreekt aan voldoende goede ideeën om nieuwe bedrijven op te richten of aan voldoende goede ondernemers om die bedrijven te leiden. Anderen stellen dat die goede ideeën er wel zijn, maar dat het ontbreekt aan voldoende durfkapitaal om die ideeën economisch te vertalen. Met die patstelling maakt Nederland zijn ambities nooit waar. In de meeste discussies die over de kenniseconomie worden gevoerd, wordt de stem van de derde financieringsstroom tot op heden nauwelijks gehoord. Zonder hun actieve betrokkenheid bij discussie en beleidsvorming, wordt de kenniseconomie een mission impossible.
Prof. dr G. A. van Beynum is voorzitter stimuleringsfonds BioPartner en oud-bestuurslid Pharming .
Copyright © 2002 Het Financieele Dagblad
Heeft mijn antwoord je goed geholpen? Dan is een reusje nooit weg.
contact: www.dewitte.org | Innovation + Business + Finance
Link naar reactie
Aanbevolen berichten
2 antwoorden op deze vraag