Kees zou in de eerste plaats kunnen overwegen om een trust of een Antilliaanse Stichting Particulier Fonds (SPF) op te richten. In een trust of SPF kan vermogen worden ingebracht door Kees ten behoeve van één of meer begunstigden, dit kunnen familieleden van Kees zijn. Het vermogen van de trust/SPF zal worden beheerd door een trustee, doorgaans een trustkantoor. Een trust/SPF is veelal geheel vrijgesteld van elke belasting en het vermogen in de trust/SPF kan onbelast aangroeien. Mits de trust/SPF-akte op de juiste wijze is opgesteld, behoort het vermogen in de trust/SPF niet meer toe aan Kees. Ook behoort het vermogen niet toe aan de begunstigden van de trust/SPF. Eveneens is de trustee niet de eigenaar van het vermogen. Het trust/SPF-vermogen is niet tastbaar voor eventuele schuldeisers van Kees, de trustee en de begunstigden. Van belang is in fiscaal opzicht dat de begunstigden niet weten dat zij begunstigde zijn van de trust/SPF.
Tot het vermogen van een trust/PF kunnen ook aandelen in een vennootschap behoren. Aangezien het de bedoeling is om de rechten van de uitvinding te exploiteren zou de trust/SPF een vennootschap kunnen oprichten. Deze vennootschap sluit vervolgens licentiecontracten met de firma's waar Kees reeds contact heeft gehad. Dit is bij voorkeur een (nagenoeg) belastingvrije vennootschap gevestigd op de kanaaleilanden of in het caribisch gebied. Kanaaleiland Jersey kent bijvoorbeeld de exempt company die is vrijgesteld van belastingheffing op inkomsten die niet op het eiland (offshore) gegenereerd worden. Er hoeft slechts een vaste bijdrage aan de overheid te worden betaald van zo’n 650 Pond, ongeacht de hoogte van de (vrijgestelde) inkomsten. Andere voorbeelden zijn de British Virgin Islands of Anguilla. In alle gevallen fungeert een trustkantoor als bestuurder van deze exploitatievennootschap.
Nadat de trust/SPF en de exploitatievennootschap zijn opgericht kan Kees zijn uitvinding, het intellectuele eigendom, verkopen aan de exploitatievennootschap. Over de winst die Kees hiermee gaat behalen moet hij het normale box 1 tarief betalen. Afhankelijk van de exacte feiten kan het verdedigbaar zijn dat het intellectuele eigendom op dit moment weinig tot zelfs geen waarde heeft waardoor geen belastingheffing aan de orde is. Indien je waarde bepaalt aan de hand van de totale verwachte inkomsten, dan dient naar mijn mening rekening te worden gehouden met de tijd, rente en inflatie. Om waarderingsdiscussies met de fiscus te voorkomen kan het raadzaam zijn om het intellectuele eigendom te laten waarderen (naar de toestand op het moment van verkoop) door een deskundige op het gebied van intellectuele eigendomsrechten.
De wijze waarop de koopsom door de exploitatievennootschap dient te worden voldaan aan Kees is afhankelijk van de hoogte hiervan. De exploitatievennootschap heeft bij oprichting doorgaans nog niet de beschikking over voldoende financiële middelen. Wellicht dat de vennootschap een tijdelijke financiering moet aangaan om Kees te kunnen betalen. Er zijn echter ook mogelijkheden met betrekking tot schuldig blijven van de koopsom en verstrekken van leningen etc. Eén en ander is echter afhankelijk van de feiten.
Door de verkoop van het intellectuele eigendom aan de exploitatievennootschap worden een aantal doelen bereikt:
In de eerste plaats worden de toekomstige inkomsten uit het intellectuele eigendom fiscaal gunstiger belast. Kees geeft zijn inkomsten uit zijn uitvindingen momenteel aan als resultaat uit overige werkzaamheid in box 1 met een maximaal belastingtarief van 52%. Mits aan een aantal (strikte) fiscale spelregels wordt voldaan zal de belastingheffing over deze inkomsten in de exploitatievennootschap gereduceerd worden tot nagenoeg nihil. In geval Kees gebruik zou maken van een Nederlandse BV zouden de inkomsten belast worden tegen maximaal 30,5% (2006).
In de tweede plaats zal een eventuele waardeaangroei van het intellectuele eigendom ook niet belast worden in een vrijgestelde vennootschap. In de huidige situatie zou de waardeaangroei in box 1 belast worden bij Kees. Vermogensbestanddelen van een werkzaamheid met een waarde van € 2.500 of hoger dienen geactiveerd te worden op een balans. Op het moment dat de werkzaamheid eindigt, moet worden afgerekend over het verschil tussen de werkelijke waarde en de boekwaarde van het vermogensbestanddeel, wederom bedraagt het maximale tarief 52%. In geval Kees gebruik zou maken van een Nederlandse BV zou ook de waardeaangroei belast worden tegen maximaal 30,5% op het moment dat het intellectuele eigendom zou worden verkocht door de BV.
In de laatste plaats zijn vrijgestelde vennootschappen veelal ook niet onderworpen aan heffing op uitgaande dividenden. De vrijgestelde winsten kunnen dus ook onbelast worden uitgekeerd aan de aandeelhouder, in het geval van Kees is dat de trust/SPF. De trust/SPF is zelf op haar beurt veelal niet onderworpen aan belastingheffing op inkomende dividenden. Zou Kees bijvoorbeeld zelf alle aandelen houden in de exploitatievennootschap, dan zou er sprake zijn van een aanmerkelijk belang en zijn de dividenden onderworpen aan 25% belastingheffing in box 2. Hetzelfde is het geval indien Kees gebruik zou maken van een Nederlandse BV als exploitatievennootschap. Deze heffing is ook van toepassing indien de aandelen van de exploitatievennootschap zouden worden verkocht door Kees.
Op de juiste wijze gebruik maken van de trust/SPF brengt ook een aantal voordelen met zich mee:
In de eerste plaats kan worden bereikt dat waardeaangroei (van de aandelen in de exploitatievennootschap en impliciet het intellectuele eigendom) en winsten (uit het intellectuele eigendom) niet aan Kees kunnen worden toegerekend. De trust/SPF heeft een afgescheiden vermogen van het vermogen van de oprichter en wordt door de Nederlandse fiscus aangemerkt als zwevend vermogen hetgeen impliceert dat het vermogen in theorie aan niemand meer toebehoort. Zoals gezegd brengt dit voordelen met zich mee in de sfeer van de inkomstenbelasting, maar gezien de levensverwachting van Kees kan het op termijn ook een besparing van successierechten met zich meebrengen. Het aanwezige vermogen in de trust/SPF zal op het moment van overlijden namelijk niet tot zijn nalatenschap behoren.
Daarnaast kan Kees in zijn hoedanigheid als oprichter van de trust/SPF zijn wensen omtrent het aanwenden van het trustvermogen kenbaar maken bij de trustee. In feite kan het als een soort testament worden gezien waarin Kees kan bepalen op welk moment, op welke wijze en aan welke personen (begunstigden) het trustvermogen toe moet komen. De trustee hoeft deze wensen van Kees niet op te volgen omdat Kees niet de beschikkingsmacht over het trustvermogen heeft en de trustee volledige beleidsvrijheid heeft. In de praktijk zullen de wensen van de oprichter nagenoeg altijd uitgevoerd worden door de trustee. De begunstigden kunnen daarnaast geen aanspraak maken op het trustvermogen, ook niet nadat Kees is overleden. De trustee beheert het trustvermogen en bepaalt wat ermee gebeurt.
Het gebruik van de trust/SPF kan ook gunstig zijn voor de situatie ten aanzien van de probleemkinderen van Kees:
Kees vreest dat Karel zijn geld er snel doorheen zal draaien zodra hij daar de beschikking over heeft. Kees zou bijvoorbeeld kunnen afspreken met de trustee dat Karel na het overlijden van Kees een maandelijkse uitkering (belast in box 1 bij Karel) ontvangt uit het trustvermogen om in zijn levensonderhoud te kunnen voorzien. Eventuele schuldeisende drugsdealers en reguliere schuldeisers van Karel kunnen geen aanspraak maken op het achterblijvende vermogen in de trust/SPF en Karel heeft niet de mogelijkheid om zijn totale erfenis er in afzienbare tijd doorheen te draaien. Indien Kees het helemaal niet wenselijk acht dat Karel een erfenis ontvangt, dan kan Kees dit eveneens bepalen door hem gewoonweg geen begunstigde te maken. Indien het vermogen niet in een trust/SPF zou zijn ondergebracht, dan had Kees deze mogelijkheid niet gehad omdat in Nederland nog altijd zoiets bestaat als de legitime portie waarop elk kind recht heeft en op dat recht kan een testament geen inbreuk maken.
Ten aanzien van Greet ga ik ervan uit dat zij de bijstandsuitkering niet meer nodig zal hebben op het moment dat Kees is overleden en dat zij verstandig met de erfenis om kan gaan. Greet kan echter haar bijstandsuitkering verliezen op het moment dat Kees nog leeft en zij weet dat zij begunstigde is van de trust/SPF. De fiscus zou kunnen stellen dat een gedeelte van het trustvermogen vrijwel zeker in de toekomst gaat toebehoren aan Greet en zal dit vermogen willen toerekenen aan Greet. Dit is overigens van toepassing op elke begunstigde. Op het moment dat er tijdens het leven van Kees al een aanzienlijk vermogen is gevormd in de trust/SPF kan dit, naast belastingheffing in box 3 bij alle begunstigden, gevolgen hebben voor de bijstandsuitkering van Greet.
Afgezien van het erfdeel van Karel, zou Kees ervoor kunnen kiezen om de erfdelen na zijn overlijden in geheel te laten toekomen aan de begunstigden. Een andere mogelijkheid is om een substantieel gedeelte van de erfdelen te laten toekomen en de resterende gedeelten te bestemmen voor eventuele toekomstige generaties.
Het heeft de voorkeur om het erfdeel in de vorm van een schenking door de trust/SPF te laten toekomen aan de in Nederland wonende begunstigden. De trust/SPF is vrijgesteld van successie- en schenkingsrechten, dus de schenking aan de begunstigden wordt niet belast bij de trust/SPF. In Nederland is de ontvanger alleen schenkingsrechten verschuldigd over schenkingen van personen/instellingen die ten tijde van de schenking in Nederland wonen of geacht worden in Nederland te wonen. Omdat de trust/SPF niet in Nederland in gevestigd, ontvangen de begunstigden deze schenking (het erfdeel) onbelast. Het geschonken erfdeel komt vervolgens bij de begunstigden terecht in box 3, maar dit is ook het geval indien zij het erfdeel op reguliere wijze zouden ontvangen. Om van een schenking te kunnen spreken is het van belang dat de begunstigden slechts eenmalig een uitkering ontvangen van de trust/SPF. Bij een tweede uitkering kan de fiscus namelijk stellen dat er sprake is van een periodieke uitkering die normaal belast zal worden in box 1 (zoals bij Karel het geval is).
De voordelen in deze structuur zijn dus gelegen in de (nagenoeg) onbelastbaarheid van de inkomsten en het vermogen. Tevens is onbelaste vermogensoverheveling naar toekomstige generaties mogelijk. Vermogensbescherming is eveneens een bijkomend voordeel. Te denken valt ook nog aan privacybescherming aangezien betrokkenen bij een trust/SPF veelal anoniem gehouden kunnen worden.
De nadelen zijn onder andere gelegen in het feit dat er vele fiscale haken en ogen kunnen kleven aan het gebruik van een dergelijke structuur. Er zijn fiscale spelregels die in acht moeten worden genomen die ik niet allemaal kan bespreken, zowel bij oprichting als gedurende het bestaan van de structuur, en dit is niet mogelijk zonder de juiste fiscale begeleiding met de bijbehorende kosten. Zonder juiste kennis en begeleiding kan de onbelaste status van de gehele structuur echter in een oogwenk teniet worden gedaan. Ook de keuze van een goed trustkantoor is hierbij van groot belang.
Daarnaast zijn er ook hogere jaarlijks kosten gemoeid met onderhoud van de structuur zoals het management van de trust/SPF en het management van de exploitatievennootschap. Bij deze managementtaken valt te denken aan uitvoering van directietaken, contacten onderhouden met lokale instanties, juridische en administratieve werkzaamheden etc waarvoor een vergoeding moet worden betaald aan het trustkantoor. Tevens valt te denken aan de kosten van een vermogensbeheerder die veelal wordt aangesteld door de trustee. Echter, in geval van Kees zullen de relatief hoge kosten van fiscale advisering en structuuronderhoud waarschijnlijk opwegen tegen de te behalen belastingbesparingen.
Kanttekening:
Het voert te ver om in te gaan op alle details die komen kijken bij de oprichting en het gebruik van een dergelijke structuur en ik heb getracht de meest relevante aandachtspunten aan te stippen. Uitgangspunten zijn geweest de fiscaal gunstige belastbaarheid van de inkomsten en vermogensopbrengsten die voortvloeien uit het intelllectuele eigendom en de fiscaal gunstige overdracht van toekomstig vermogen naar de kinderen na het overlijden van Kees.
Groet,
Jimson