Hierbij antwoord van Freek Zandbergen (16 februari 2021 via e-mail):
Nou er zijn kennelijk meerdere redenaties mogelijk maar zelf lijkt het me toch wel een een-twee-drietje: De term participanten kom je tegen in de modellenbesluiten (en dus in rapportgeneratoren) voor de jaarrekeningen die onder BW2 titel 9 vallen, en die besluiten zijn gebaseerd op de artikelen 367d, 370c en 375 g. Daar staat het voluit; ‘vorderingen (cq schulden) op andere rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de rechtspersoon of waarin de rechtspersoon een deelneming heeft’.
Dergelijke lange omschrijvingen zijn natuurlijk voor een jaarrekening zeer onpraktisch, vandaar dat denk ik gekozen is om de zinsnede ‘rechtspersonen en vennootschappen die een deelneming hebben in de rechtspersoon’ in de modellenbesluiten samen te vatten in de term ‘participanten.’
Let op: je kijkt wel eerst of zo’n participant niet ook groepsmij is, want dat gaat voor. Dan presenteer je het namelijk als vordering (cq schuld) betreffende een groepsmij.
Tot slot: lastig/verwarrend is dat volgens mij in de fiscale terminologie in de VPB de term participanten wél een aandeelhouder natuurlijk persoon kan betreffen. Wat Joost Rietveld ook zegt. Dus dan zou je wellicht de rc met de dga hier bij mee moeten nemen.
Ik ben echter niet deskundig in VPB-aangiften… Wat betreft de jaarrekening op fiscale grondslagen: de bedragen daarin zijn mag (moet!) je weliswaar op fiscale grondslagen berekenen/bepalen, maar de presentatie regels van BW2 titel 9 cq indeling cf het modellenbesluit blijven in hoofdzaak overeind. Dus dan zou ik ze niet mengen, en dan bij het invullen van de vpb-aangifte eventueel iets aanpassen..