In Brussel liggen 15000 Expressions of Interest (EoI's) voor deelname aan het Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie Het zijn voorstellen van consortia voor onderzoekprogramma's en netwerken op alle mogelijke gebieden, van medisch tot sociaal-economisch onderzoek.
Het enorme aantal EoI's is het resultaat van een oproep van de Europese Commissie. Het Zesde Kaderprogramma (KP6), dat vier jaar zal lopen, zal pas eind dit jaar echt beginnen. Maar Brussel wil de eerste echte calls for proposals baseren op ideeën die leven in het veld.
Het is voor het eerst dat die ideeën worden geïnventariseerd middels een oproep voor EoI's. Daar was een goede reden voor. Deze, zesde, editie van het Kaderprogramma van de EU wijkt af van de vorige. In de vorige edities werden, naast uitwisselingen, netwerken en onderzoeksinfrastructuur, vele duizenden projecten gesubsidieerd. Kleine tot middelgrote projecten.
Dat enorme aantal projecten was een last voor het ambtenarenapparaat van de EU. Brussel mag in de volksmond dan een bodemloze put zijn, de bureaucratie is extreem klein; de Europese Commissie heeft minder ambtenaren dan het stadsbestuur van Parijs.
Maar bovendien kreeg men het idee dat het onderzoeksbudget van de EU te veel werd versnipperd over te veel projecten.
In KP6 gaat de EU het daarom anders aanpakken. Een belangrijk deel van het budget, van meer dan 17 miljard euro, zal worden besteed aan grote, geïntegreerde projecten (projecten van vele miljoen euro's) en grote networks of excellence. Die keuze heeft verstrekkende gevolgen voor de deelnemers.
De EU heeft de afgelopen jaren veel tijd en geld geïnvesteerd om kleine en middelgrote ondernemingen het Kaderprogramma in te trekken. Met succes, zeker in Nederland; de deelname van het MKB is fors gegroeid. In KP6 hoopt men op verdere groei; van het budget voor de verschillende thematische onderdelen zou 15 procent naar R&D in het MKB moeten gaan. Tegelijk maakt de opzet van KP6 deelname voor MKB en voor kleine universitaire onderzoeksgroepen niet eenvoudiger. Door de nadruk op grote, geïntegreerde projecten en grote netwerken van onderzoekers, dreigen zij buiten de boot te vallen.
MKB en academia kunnen nu verschillende dingen doen.
Gewapend naar Brussel trekken in een ultieme poging het tij te keren. Of Brussel de rug toekeren en zonder subsidie verdergaan met onderzoek en ontwikkeling.
Er is nog een derde optie: mee gaan in de ontwikkeling en aansluiting zoeken bij de consortia die straks de grote projecten en netwerken gaan leiden.
Niemand weet nog precies hoe de nieuwe instrumenten van KP6 zullen werken. Maar feit is dat er een druk van uitgaat om in een vroeg stadium strategische R&D-consortia te vormen die een lang leven beschoren zijn. Het vergt veel van kleine ondernemingen en onderzoeksgroepen om in dit spel mee te draaien. Maar het kan de moeite lonen. In R&D zullen stevige internationale consortia alleen maar aan belang winnen. Wie daar buiten blijft loopt het risico niet alleen EU-subsidies te missen, maar ook veel kansen. Kansen op een vruchtbare onderzoeksamenwerking, op het vinden van partners voor productontwikkeling en op het ontdekken van marktmogelijkheden.
Zie jij kansen voor je onderneming/bedrijf in het buitenland? Met RVO onderneem je verder.
Kijk wat onze kennis, contacten en financiële mogelijkheden voor jou kunnen betekenen.
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Gast zrski
Gast zrski
In Brussel liggen 15000 Expressions of Interest (EoI's) voor deelname aan het Zesde Kaderprogramma van de Europese Unie Het zijn voorstellen van consortia voor onderzoekprogramma's en netwerken op alle mogelijke gebieden, van medisch tot sociaal-economisch onderzoek.
Het enorme aantal EoI's is het resultaat van een oproep van de Europese Commissie. Het Zesde Kaderprogramma (KP6), dat vier jaar zal lopen, zal pas eind dit jaar echt beginnen. Maar Brussel wil de eerste echte calls for proposals baseren op ideeën die leven in het veld.
Het is voor het eerst dat die ideeën worden geïnventariseerd middels een oproep voor EoI's. Daar was een goede reden voor. Deze, zesde, editie van het Kaderprogramma van de EU wijkt af van de vorige. In de vorige edities werden, naast uitwisselingen, netwerken en onderzoeksinfrastructuur, vele duizenden projecten gesubsidieerd. Kleine tot middelgrote projecten.
Dat enorme aantal projecten was een last voor het ambtenarenapparaat van de EU. Brussel mag in de volksmond dan een bodemloze put zijn, de bureaucratie is extreem klein; de Europese Commissie heeft minder ambtenaren dan het stadsbestuur van Parijs.
Maar bovendien kreeg men het idee dat het onderzoeksbudget van de EU te veel werd versnipperd over te veel projecten.
In KP6 gaat de EU het daarom anders aanpakken. Een belangrijk deel van het budget, van meer dan 17 miljard euro, zal worden besteed aan grote, geïntegreerde projecten (projecten van vele miljoen euro's) en grote networks of excellence. Die keuze heeft verstrekkende gevolgen voor de deelnemers.
De EU heeft de afgelopen jaren veel tijd en geld geïnvesteerd om kleine en middelgrote ondernemingen het Kaderprogramma in te trekken. Met succes, zeker in Nederland; de deelname van het MKB is fors gegroeid. In KP6 hoopt men op verdere groei; van het budget voor de verschillende thematische onderdelen zou 15 procent naar R&D in het MKB moeten gaan. Tegelijk maakt de opzet van KP6 deelname voor MKB en voor kleine universitaire onderzoeksgroepen niet eenvoudiger. Door de nadruk op grote, geïntegreerde projecten en grote netwerken van onderzoekers, dreigen zij buiten de boot te vallen.
MKB en academia kunnen nu verschillende dingen doen.
Gewapend naar Brussel trekken in een ultieme poging het tij te keren. Of Brussel de rug toekeren en zonder subsidie verdergaan met onderzoek en ontwikkeling.
Er is nog een derde optie: mee gaan in de ontwikkeling en aansluiting zoeken bij de consortia die straks de grote projecten en netwerken gaan leiden.
Niemand weet nog precies hoe de nieuwe instrumenten van KP6 zullen werken. Maar feit is dat er een druk van uitgaat om in een vroeg stadium strategische R&D-consortia te vormen die een lang leven beschoren zijn. Het vergt veel van kleine ondernemingen en onderzoeksgroepen om in dit spel mee te draaien. Maar het kan de moeite lonen. In R&D zullen stevige internationale consortia alleen maar aan belang winnen. Wie daar buiten blijft loopt het risico niet alleen EU-subsidies te missen, maar ook veel kansen. Kansen op een vruchtbare onderzoeksamenwerking, op het vinden van partners voor productontwikkeling en op het ontdekken van marktmogelijkheden.
Link naar reactie
https://www.higherlevel.nl/forums/topic/365-kp6-willem-schoonen/Delen op andere sites
Aanbevolen berichten
6 antwoorden op deze vraag