In zijn eerste levensjaar heeft het Innovatieplatform van Balkenende vooral kritiek gekregen. Die kritiek is - grotendeels - terecht.
Een veel gehoorde klacht luidt dat het Innovatieplatform onzichtbaar is. Na de installatie, nu een jaar geleden, heeft het bijzonder lang geduurd voor er iets naar buiten kwam. Balkenende moest na acht maanden haastig een pak papier naar de Kamer sturen om duidelijk te maken dat het platform nog in leven was.
Die klacht is het gevolg van een ronduit beroerde communicatie. Terwijl de betrokken departementen (OCW, EZ) voortdurend verwezen naar het platform, was de club van Balkenende niet aanspreekbaar. Er was geen woordvoering, en pas na een dik halfjaar een functionerende site. Het kostte (en kost) veel tijd om de ontwikkelingen in het platform te volgen. Wie die tijd investeerde wist dat er wel degelijk het een en ander gebeurde. Wát er gebeurde was, tot nu toe, echter niet hemelbestormend.
Het eerste probleem dat het platform ter hand nam, was de beroerde toegang voor buitenlandse kenniswerkers, die Nederland hard nodig heeft. Maar het Nederlandse geklungel op dat gebied is het gevolg van een strijd tussen Justitie, Sociale Zaken, Financiën en Economische Zaken, onder toeziend oog van ... juist: Balkenende. Een Haagse kwestie waar een platform van politiek, kennisinstellingen en ondernemingen zich helemaal niet mee bezig zou moeten houden.
Daarna heeft het platform veel tijd besteed aan de inzet van wat extra geld, 150 miljoen, om een begin te maken met het belonen van universitaire onderzoeksgroepen naar prestaties, wetenschappelijke prestaties en succesvolle samenwerkingen met het bedrijfsleven. Waarom? Omdat OCW niet bij machte is de academische cultuur te veranderen.
Verder is er lang gedebatteerd over de vraag op welke technologiegebieden de Nederlandse overheid zijn kaarten (en geld) moet zetten. Dat debat heeft tot niets geleid, omdat de vertegenwoordigers van de industrie er fel tegen zijn. De overheid kan niet bepalen wie steun voor innovatie verdient en wie niet, dat moet de markt doen, vinden zij. Die visie werd vorige week nog eens voor het voetlicht gebracht door de Rabobank in zijn rapport 'Innoveren om te presteren' (te vinden op www.rabobankgroep.nl/kennisbank). Volgens de economen van de Rabobank moeten alle technologiesubsidies van EZ worden afgeschaft, omdat ze inefficiënt zijn en omdat de overheid niet kan bepalen wie een kansrijke innovator is en wie niet. In plaats daarvan zou de overheid met generieke middelen, zoals verlaagde belastingen voor starters, het innovatieklimaat moeten verbeteren.
Bij de presentatie van dat rapport legde Rabo-topman Bert Heemskerk de vinger op een andere, gevoelige plek. Het innovatiedebat, zei Heemskerk, beperkt zich ten onrechte tot technologische innovaties. Maatschappelijke innovaties die hard nodig zijn, op het gebied van mobiliteit, onderwijs, gezondheidszorg, integratie, veiligheid en duurzame ontwikkeling, komen nauwelijks aan bod.
Heemskerk is niet de eerste die dat roept, maar hij heeft een punt. En dat punt heeft alles te maken met de samenstelling van het Innovatieplatform. Daarin zetelen gevestigde belangen, van overheid, onderzoeksorganisaties en industrie. Er zitten geen mensen in die verstand hebben van systeeminnovaties, en die de handen vrij hebben om te wijzen op nieuwe wegen. Daardoor slaagt het platform er niet in uit te stijgen boven het niveau van Haags getouwtrek. En anders dan het verwijt van onzichtbaarheid is dat geen gemakkelijke kritiek. Het gaat hier niet om een beginnersfout, een kinderziekte, maar een fundamentele tekortkoming in de opzet en de taakopvatting van het platform: het is te behoudend om innovatief te kunnen zijn.
Zie jij kansen voor je onderneming/bedrijf in het buitenland? Met RVO onderneem je verder.
Kijk wat onze kennis, contacten en financiële mogelijkheden voor jou kunnen betekenen.
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
Gast Columnbot
Gast Columnbot
In zijn eerste levensjaar heeft het Innovatieplatform van Balkenende vooral kritiek gekregen. Die kritiek is - grotendeels - terecht.
Een veel gehoorde klacht luidt dat het Innovatieplatform onzichtbaar is. Na de installatie, nu een jaar geleden, heeft het bijzonder lang geduurd voor er iets naar buiten kwam. Balkenende moest na acht maanden haastig een pak papier naar de Kamer sturen om duidelijk te maken dat het platform nog in leven was.
Die klacht is het gevolg van een ronduit beroerde communicatie. Terwijl de betrokken departementen (OCW, EZ) voortdurend verwezen naar het platform, was de club van Balkenende niet aanspreekbaar. Er was geen woordvoering, en pas na een dik halfjaar een functionerende site. Het kostte (en kost) veel tijd om de ontwikkelingen in het platform te volgen. Wie die tijd investeerde wist dat er wel degelijk het een en ander gebeurde. Wát er gebeurde was, tot nu toe, echter niet hemelbestormend.
Het eerste probleem dat het platform ter hand nam, was de beroerde toegang voor buitenlandse kenniswerkers, die Nederland hard nodig heeft. Maar het Nederlandse geklungel op dat gebied is het gevolg van een strijd tussen Justitie, Sociale Zaken, Financiën en Economische Zaken, onder toeziend oog van ... juist: Balkenende. Een Haagse kwestie waar een platform van politiek, kennisinstellingen en ondernemingen zich helemaal niet mee bezig zou moeten houden.
Daarna heeft het platform veel tijd besteed aan de inzet van wat extra geld, 150 miljoen, om een begin te maken met het belonen van universitaire onderzoeksgroepen naar prestaties, wetenschappelijke prestaties en succesvolle samenwerkingen met het bedrijfsleven. Waarom? Omdat OCW niet bij machte is de academische cultuur te veranderen.
Verder is er lang gedebatteerd over de vraag op welke technologiegebieden de Nederlandse overheid zijn kaarten (en geld) moet zetten. Dat debat heeft tot niets geleid, omdat de vertegenwoordigers van de industrie er fel tegen zijn. De overheid kan niet bepalen wie steun voor innovatie verdient en wie niet, dat moet de markt doen, vinden zij. Die visie werd vorige week nog eens voor het voetlicht gebracht door de Rabobank in zijn rapport 'Innoveren om te presteren' (te vinden op www.rabobankgroep.nl/kennisbank). Volgens de economen van de Rabobank moeten alle technologiesubsidies van EZ worden afgeschaft, omdat ze inefficiënt zijn en omdat de overheid niet kan bepalen wie een kansrijke innovator is en wie niet. In plaats daarvan zou de overheid met generieke middelen, zoals verlaagde belastingen voor starters, het innovatieklimaat moeten verbeteren.
Bij de presentatie van dat rapport legde Rabo-topman Bert Heemskerk de vinger op een andere, gevoelige plek. Het innovatiedebat, zei Heemskerk, beperkt zich ten onrechte tot technologische innovaties. Maatschappelijke innovaties die hard nodig zijn, op het gebied van mobiliteit, onderwijs, gezondheidszorg, integratie, veiligheid en duurzame ontwikkeling, komen nauwelijks aan bod.
Heemskerk is niet de eerste die dat roept, maar hij heeft een punt. En dat punt heeft alles te maken met de samenstelling van het Innovatieplatform. Daarin zetelen gevestigde belangen, van overheid, onderzoeksorganisaties en industrie. Er zitten geen mensen in die verstand hebben van systeeminnovaties, en die de handen vrij hebben om te wijzen op nieuwe wegen. Daardoor slaagt het platform er niet in uit te stijgen boven het niveau van Haags getouwtrek. En anders dan het verwijt van onzichtbaarheid is dat geen gemakkelijke kritiek. Het gaat hier niet om een beginnersfout, een kinderziekte, maar een fundamentele tekortkoming in de opzet en de taakopvatting van het platform: het is te behoudend om innovatief te kunnen zijn.
Link naar reactie
https://www.higherlevel.nl/forums/topic/3990-e%C3%A9n-jaar-innovatieplatform-willem-schoonen/Delen op andere sites
Aanbevolen berichten
13 antwoorden op deze vraag