In haar antwoord op de prejudiciele vraag van de Rechtbank Gelderland heeft de Hoge Raad besloten dat de schuldeiser niet verplicht is een andere incassohandeling te verrichten na de eerste 14 dagen brief jegens de consument.
De 14 dagen brief.
Zoals de meeste van jullie al weten bepaalt de wet dat de schuldeiser de redelijke kosten welke hij dient te maken om de schuldenaar aan te schrijven kan verhalen op grond van artikel 6:96 lid 2 c BW.
Voordat een consument deze redelijke kosten moet betalen dient de schuldeiser, nadat de eerste betalingstermijn is verlopen, een aanmaning te sturen, waarin de consument nog een periode van 14 dagen krijgt om te betalen waarin hij duidelijk dient te worden gewezen dat hij de buitengerechtelijke incassokosten pas verschuldigd is wanneer hij niet binnen 14 dagen betaalt artikel 6:96 lid 6 BW.
Nog een andere incassohandeling vereist ?
In de jurisprudentie was het niet duidelijk of er na het versturen van de 14 dagen brief nog een andere incassohandeling van de schuldeiser is vereist, voordat de consument de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
Zo achte de rechtbank Arnhem ( nu rechtbank Gelderland) een nadere incassohandeling noodzakelijk. Dit uitgangspunt werd ook aangenomen in het Rapport BGK-Intergraal 2013, welk rapport is vastgesteld door het landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton en landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Sectoren van de Hoven.
Het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden oordeelde echter op 17 september 2013 dat de 14 dagen brief voldoende was.
Prejudiciële vraag
De Rechtbank Gelderland heeft daarom eind 2013 de Hoge Raad de prejudiciële vraag voorgelegd of artikel 6:96 lid 6 BW aldus dient te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde 14 dagen brief vergoeding van buiten gerechtelijke incassokosten is verschuldigd, zonder dat de crediteur na het verzenden van de 14 dagen brief een nadere incassohandeling heeft verricht.
De Hoge Raad heeft bij het arrest van 13 juni besloten:
“dat art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten;”
Zie jij kansen voor je onderneming/bedrijf in het buitenland? Met RVO onderneem je verder.
Kijk wat onze kennis, contacten en financiële mogelijkheden voor jou kunnen betekenen.
We hebben cookies geplaatst op je toestel om deze website voor jou beter te kunnen maken. Je kunt de cookie instellingen aanpassen, anders gaan we er van uit dat het goed is om verder te gaan.
martijnmeijer
martijnmeijer
In haar antwoord op de prejudiciele vraag van de Rechtbank Gelderland heeft de Hoge Raad besloten dat de schuldeiser niet verplicht is een andere incassohandeling te verrichten na de eerste 14 dagen brief jegens de consument.
De 14 dagen brief.
Zoals de meeste van jullie al weten bepaalt de wet dat de schuldeiser de redelijke kosten welke hij dient te maken om de schuldenaar aan te schrijven kan verhalen op grond van artikel 6:96 lid 2 c BW.
Voordat een consument deze redelijke kosten moet betalen dient de schuldeiser, nadat de eerste betalingstermijn is verlopen, een aanmaning te sturen, waarin de consument nog een periode van 14 dagen krijgt om te betalen waarin hij duidelijk dient te worden gewezen dat hij de buitengerechtelijke incassokosten pas verschuldigd is wanneer hij niet binnen 14 dagen betaalt artikel 6:96 lid 6 BW.
Nog een andere incassohandeling vereist ?
In de jurisprudentie was het niet duidelijk of er na het versturen van de 14 dagen brief nog een andere incassohandeling van de schuldeiser is vereist, voordat de consument de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
Zo achte de rechtbank Arnhem ( nu rechtbank Gelderland) een nadere incassohandeling noodzakelijk. Dit uitgangspunt werd ook aangenomen in het Rapport BGK-Intergraal 2013, welk rapport is vastgesteld door het landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton en landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Sectoren van de Hoven.
Het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden oordeelde echter op 17 september 2013 dat de 14 dagen brief voldoende was.
Prejudiciële vraag
De Rechtbank Gelderland heeft daarom eind 2013 de Hoge Raad de prejudiciële vraag voorgelegd of artikel 6:96 lid 6 BW aldus dient te worden uitgelegd dat na het verzenden van de daarin genoemde 14 dagen brief vergoeding van buiten gerechtelijke incassokosten is verschuldigd, zonder dat de crediteur na het verzenden van de 14 dagen brief een nadere incassohandeling heeft verricht.
De Hoge Raad heeft bij het arrest van 13 juni besloten:
“dat art. 6:96 lid 6 BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien de schuldeiser in redelijkheid tot het verrichten van incassohandelingen is overgegaan en de daarin genoemde veertiendagenbrief aan de consument-schuldenaar heeft gestuurd, bij uitblijven van de betaling binnen de termijn van veertien dagen de in het Besluit genormeerde vergoeding voor buitengerechtelijke incassohandelingen door de consument-schuldenaar verschuldigd wordt, zonder dat de schuldeiser gehouden is daartoe nog nadere incassohandelingen te verrichten;”
Kortom de 14 dagen brief is voldoende.
Link naar reactie
https://www.higherlevel.nl/forums/topic/46403-incassokosten-hoge-raad-13-juni-2014-14-dagen-brief-is-genoeg/Delen op andere sites
Aanbevolen berichten
10 antwoorden op deze vraag