“De Voorzienigheid leidt onze zaken nog beter dan wij konden wensen: want kijk eens daarginds, vriend Sancho Panza, die dertig of meer ontzaglijke reuzen! Die denk ik te bestrijden en te doden. Met de buit zullen wij ons verrijken: dat is goed krijgsrecht en men bewijst God een grote dienst door dat boze gebroed van de aardbodem te laten verdwijnen.”
“Welke reuzen?” vroeg Sancho Panza.
“Die je daar ziet”,antwoordde zijn meester, “met hun grote armen. Want er zijn reuzen met armen van twee mijlen lang!”
“Kijk eens goed, heer”, antwoordde Sancho. “Wat zich daar vertoont, zijn geen reuzen, maar windmolens; en wat bij hen op armen lijkt zijn wieken, die, door de wind rond gedraaid, de molensteen in beweging brengen.”
“Ik zie wel,” antwoordde Don Quichote, “dat je nog niet veel van de wereld afweet. Reuzen zijn het, en indien je bang bent, ga dan opzij en bid, terwijl ik mij met hen in een vreselijke en ongelijke strijd ga begeven".
Tegelijk gaf hij Rosinante de sporen, zonder acht te slaan op het geroep van Sancho, die hem waarschuwde, dat het zonder twijfel windmolens waren en geen reuzen, die hij te lijf ging.
En Don Quichote riep met luide stem:
"Vlucht niet, blode en lage schepsels! Eén enkele ridder is het, die u aanvalt".
Bron: http://people.zeelandnet.nl/acoomens/don.htm
waarvoor dank